Hoofdtekst
Claes Nar sijn paert begon te hincken. Des wiert hij achterop een edelmans paert geset. Hij liet een groote scheet. Des stiet hem den edelman achter af en Claes moest te voet loopen. 't Geschiede daerna dat Claes op sijn eygen paerdt sat, 'twelck seer begost te schijten. Claes sprong eraf, maeckte de sadel los en droegh die op sijn hooft, roepende: 'Jouw hontsvot, nu sult gij oock te voet loopen ende ick sal rijden.'
Beschrijving
Het paard van Claes Nar begon te hinken, dus ging hij achterop bij een edelman. Toen Claes een grote scheet liet, moest hij te voet verder. Een tijdje later zat Claes op zijn eigen paard, dat toen begon te schijten. Claes sprong eraf, maakte het zadel los en droeg het op zijn hoofd. Hij riep: "Jij hondsvot, nu zul jij ook te voet gaan en ik zal rijden."
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Bron: Pauli, Schimpf und Ernst 695.
Naam Overig in Tekst
Claes Nar   
Klaas Nar   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20