Hoofdtekst
Paus Leo III zou het Munster te Aken inzegenen. Er was een groot feest en keizer Karel had gewild, dat er zooveel bisschoppen bij tegenwoordig zouden zijn, als dagen in het jaar. De Paus had hem dit beloofd. Van alle landen waren de bisschoppen gekomen, maar er ontbraken er toch nog twee, om het getal der dagen van het jaar vol te krijgen. De keizer was er al met zijn hofstoet, de Paus zegende het volk, het orgel speelde, toen de menigte begon plaats te maken, als voor hooge gasten. De keizer keek op en zag nu twee bisschoppen binnentreden. Zij
schreden héél langzaam naar voren; hun staven, zonder verguldsel rammelden gelijkmatig op den vloer. Het goud van hun gewaden was bijna vergaan, hun aangezichten waren dor als gebeenten, de letters van hun Evangelieboeken bijna uitgewischt en zij droegen in hun knokenhanden een gele, bijna uitgedoofde waskaars. De bisschopsring bengelde te wijd om hun verdorde vingers en zij hadden hun oogen gericht naar den grond. Zij gaven een grafreuk van zich af en onder hun mantels klapperden de beenderen als een geraamte. Hun gestalten gaven nauwelijks een schaduw in het feestelijke licht. Hol klonk hun stem en zij rochelden een doodenzang in het schallende feestlied. De prachtige kerk was door den keizer aan Maria opgedragen en door den Paus gezalfd en gewijd. De Paus had zijn belofte vervuld; de bisschoppen gingen onder een verhemelte zitten, maar de twee die het laatst gekomen waren, namen plaats boven den grafkelder van den keizer, De Paus zelf huiverde, toen zij zijn voeten kusten en de keizer vroeg hem beangst, toen zij hun hoofden voor hem bogen: "Wie zijn dan deze prelaten?" "Het zijn twee bisschoppen van Maastricht, de H. Monuiphus en de H. Gondulphus", antwoordde de Paus. "Zij zijn op Gods bevel uit den dood hier verschenen, om Uw wensch en mijn belofte te vervullen."
De plechtigheid was geëindigd. De twee bisschoppen trokken statig naar hun graf te Maastricht; Zij bogen zich diep voor het Mariabeeld, boven het portaal van de Sint Servaaskerk en legden zich ten eeuwigen slaap neer in den grafkelder. Toen de twee heiligen bij hun komst te Aken het Munster naderden, zouden hun beenderen van blijdschap hebben geklapperd; en dat geluid heeft een straat ter plaatse den naam van "Klappergasse" doen geven.
De H. Gonduiphus, bisschop van Maastricht, zoo verhaalt Egidius van Orval, zag op zekeren dag in een geestverrukking de kerken, gebouwen en paleizen van het aloude Octavia, alsmede de woning van den H. Servatius en de 0. L. Vr. kerk, en vatte het voornemen op de stad te herbouwen. Maar toen hij de misdaad herdacht, die deze trotsche stad aan den H. Servatius begaan had, en met zijn eigen oogen ziende, hoe een menigte wolven de werklieden, die reeds aan den arbeid waren getogen, verslonden, begreep hij, dat hij tevergeefs de raadsbesluiten van God zou trachten te weerstreven, en begaf hij zich terug naar zijn bisschopsstad.
Beschrijving
Bron
Commentaar
Naam Overig in Tekst
Maria   
H. Monulphus   
H. Gondulphus   
Klappergasse   
Egidius van Orval   
Octavia   
Servatius   
Leo III   
Naam Locatie in Tekst
Maastricht   
Sint-Servaaskerk   
Aken   
Munster   
O.L. Vr. kerk   
Munster   
Aken