Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

KEMP198 - Van heksen en maren: De heksen van Roermond

Een sage (boek), 1925

Hoofdtekst

De heksen van Roermond
In het jaar 1613 woonde er te Roermond een van de opperste tovenaressen, genaamd Trijntje van Sittard. Zij had een dochter van omstreeks twaalf jaar, aan wie zij haar duivelskunst zo had geleerd, dat het meisje die volkomen in haar macht had. Het meisje speelde dagelijks met de andere kinderen uit de buurt op straat en het was toen, dat zij enige van haar kunsten aan de andere kinderen vertoonde. Zij spuwde uit haar mond: geld, garen, lint, spelden, naalden, spijkers, stenen, koper en 'quaet' ijzer. De kinderen, die dit zagen, verwonderden zich zeer erover en vertelden het aan hun ouders. Dezen waren er ook spoedig getuige van.
Op zekere keer bevond zich onder de kinderen er ook een van de magistraat. Dit verhaalde het geziene thuis. Dat wekte achterdocht. De magistraat waarschuwde de officier en deze talmde niet, het meisje gevangen te zetten.
Toen bet meisje nu voor de raad werd geleid, vroeg de magistraat haar, wie haar dergelijke kunsten had geleerd. Waarop het meisje antwoordde: 'Daar staat een man in rood fluweel met een rood mutsje op het hoofd, die wijst met de vinger op zijn mond, willende zeggen, dat ik zwijgen zou.' Dat was de duivel. De officier dreigde nu haar te zullen laten slaan en in boeien te sluiten. Zij bekende nu in haar angst, dat haar moeder haar die kunsten had geleerd.
De 24 september 1613 werd de moeder gevangen genomen. Zij werd ondervraagd en daar zij niet gepijnigd wilde worden, bekende zij dat er te Ool, een dorp dichtbij Roermond, een zekere meester Jan woonde, die vaandrager van de tovenaars en tovenaressen was. Zij bekende verder dat zij al 24 jaar aan toverij deed en in die tijd wel 41 kinderen, mannen en 7 vrouwen had doodgetoverd, zonder nog maar te spreken van de dieren en de vruchten. Zij wees nog tien andere tovenaressen aan, die tegelijk met meester Jan van Ool gevangen genomen werden. Zijzelf werd na vier dagen gevangenisschap verbrand en haar dochtertje voor altijd opgesloten in een klooster.
Meester Jan van Ool, ondervraagd en gedreigd met de pijnbank, bekende veel kwaad te hebben bedreven. Hij was een vermaard meester in de toverkunst. Hij genas degenen die betoverd waren met dit voorbehoud, dat hij een verbond met de duivel had aangegaan, dat als hij tien mensen genezen had, hij de elfde dood moest toveren. Dat had nu al zestien jaren geduurd, met gevolg dat hij over de 150 mensen van het leven had beroofd. Gestolen goed deed hij door duivelskunsten terugkomen, en personen die buiten het land waren, deed hij in hun ware gedaante in een spiegel verschijnen. Ook hij werd met nog 41 tovenaressen, door hem verraden, aan staken tot 'poller' verbrand.
Op deze wijze zijn destijds, behalve meester Jan van Ool dan, 64 tovenaressen opgeruimd. Zij bekenden gezamenlijk te hebben doodgetoverd: we! over de 600 onnozele bloedjes van kinderen, 400 oudere personen, zowel mannen als vrouwen, meer dan 6000 beesten, als varkens, paarden, schapen enz. Bovendien hadden zij wel 50 morgen land en 200 boomgaarden zodanig bedorven, dat zij geen vrucht meer konden voortbrengen.

Beschrijving

De dochter van Trijntje van Sittard wordt aangehouden omdat zij spelden en spijkers uitspuwde op straat. Aanvankelijk wilde zij niets tegen de officier zeggen, omdat een 'man in rood fluweel' haar het zwijgen oplegde. De duivel dus. Na bedreigingen bekende ze die toverkunsten van haar moeder te hebben geleerd. Haar moeder werd opgepakt en verbrand. Evenals de meestertovenaar Jan van Ool.

Bron

Kemp, Pierre. Limburgs Sagenboek. Gebrs van Aelst. Maastricht, 1925.
Herdruk: ca. 1970

Commentaar

1925 (Herdruk ca. 1970)
Dit verhaal is te vinden in het hoofdstuk 'Van heksen en maren'.

Naam Overig in Tekst

Trijntje van Sittard    Trijntje van Sittard   

Jan van Ool    Jan van Ool   

Duivel    Duivel   

Naam Locatie in Tekst

Roermond    Roermond   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20