Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

RKOMAOV0013

Een sprookje (mondeling), donderdag 05 juli 2007

Hoofdtekst

1.54

JvdB: Er was eens een prins en die hield er heel veel van om te varen. En dan voer die zo op de zee in een prachtig schip en dan was tie op een mooie plek en dan riep tie tegen de matrozen en dan gooide ze daar de hengels uit en dan legde ze het anker uit en dan kon die daar gaan zitten vissen. Dat deed hij het liefst.
En er was eens een prinses die zulke lange haren had dat er altijd wel vier bedienden nodig waren om dat haar te dragen wanneer het gewassen moest worden. Dan gingen ze naar de monding van de rivier, dan legden ze dat haar in dat water en daar stroomde dat haar dan heen. En op een goed moment is de prins aan het varen en hij roept tegen de matrozen "gooi de ankers uit!" En ze gooien de ankers uit en hij gooit zijn hengel, en draagt zijn hengel over boord en dan kijkt ie en dan zegt ie tegen de matrozen "wat is dat hier in dat water?" En die matrozen die kijken ook en ze zeggen "dat is haar." En hij zegt "haar?" Ja dat is haar. Hij zegt "wij varen deze rivier op, wij willen het zien waar we dan terecht komen." Ze varen en dat schip vaart die rivier op en die splijt dat haar precies in tweeën. En aan het begin van de rivier ligt die prinses zo met dat hoofd, met dat haar in dat water en dan hoort ze van alles en ze komt omhoog en ze kijkt en ineens staat daar die prins en hij kijkt in haar ogen en ze weet onmiddellijk dit is de man van mijn leven. En hij weet dit is de vrouw van mijn leven. En ze zei, ze zegt: "ach heer gaat u toch naar mijn vader en vraag of u onze gast kunt zijn." En hij gaat naar de koning en vraagt of tie gast kan zijn en al spoedig blijkt dan dat hij prins is van het buurland en dat dus allemaal prima uitkomt. En hij blijft daar drie maanden en elke dag spreekt ie met de prinses met haar lange haren. Hij is tot over zijn oren verliefd en hij zegt: "ach wilt u toch niet met mij huwen? En wanneer wij gehuwd zijn dan gaan wij terug naar mijn land en dan zal ik daar koning zijn." Toen zei ze "dat is goed." En het is een feest! Oh het hele land is wel zeven dagen feest en fantastisch. Iedereen is blij en dan zegt de prins: "kom liefste, laten wij naar mijn land gaan." Ze gaan aan boord van het schip en alle spullen van de prinses worden ingepakt en aan boord van dat schip gebracht en wat hij bij zich had wordt ook aan boord gebracht. En die twee zitten daar vooraan op dat schip en er zijn heel veel bedienden en heel veel dienaressen voor haar en werkelijk, ze hoeven maar met de vingers te knippen en er staat iemand "wat wenst u? Wilt u nog wat eten?" En er is een dienares die is zo aardig voor de prinses dat is onvoorstelbaar. Die heeft werkelijk alles al in de gaten voordat ze het ook maar gezegd heeft. Zelfs de prins valt het op die zegt: "Wat is dat toch een gedienstige vrouw!" En ze zegt: "ja, dat is mijn opperdienares en zij is tevens mijn beste vriendin." Maar wat de prinses niet weet is dat die opperdienares helemaal niet zo aardig is. Ze doet aardig, maar ze is niet aardig. Wanneer zij dit jonge stel daar bij elkaar ziet is ze vaak zo jaloers dat ze het nauwelijks kan harden. Dan gaat ze naar haar hut en dan staat ze daar voor de spiegel en dan voedt ze haar hart met wel duizend lelijke gedachten. Maar de prinses die weet dat niet. En op een avond hoort die opperdienares toevallig dat de prins tegen de prinses zegt: "ach liefste morgen zijn we bij mijn land, zo ver is het immers niet. Er zal een kleine boot komen die haalt ons van dit schip en dan zal ons in de haven een groots ontvangst wachten en de opperdienares die hoort dat en als de prins weg is, gaat ze naar de prinses toe en dan zegt ze: "ach prinses, als dit dan de laatste avond op dit schip is, gaat u toch met mij mee. Het is zo'n prachtige avond, laten wij nog een keer genieten van de sterrennacht op zee. En de prinses gaat mee en met zijn tweeën staan ze bij de reling en ze kijken zo naar de lucht en ineens zegt die opperdienares: "Kijk! Een vliegende vis!" En de prinses met haar lange haren buigt voorover en de opperdienares pakt haar bij d'r enkels en kiept d'r zo over boord en daar stort ze in het water en zinkt naar de bodem van de zee. Die opperdienares die gaat in de hut van de prinses. Ze trekt kleren aan van de prinses, ze doet een sluier over haar hoofd en zo blijft ze de nacht lang wachten. En de volgende morgen komt er natuurlijk een dienares. "Wilt u eten, hoogheid?" En dan zegt de opperdienares: "Ik heb niet zo'n trek vandaag." Want ze denkt, als ik zou eten dan moet die sluier d'r af en dan ziet ze dat ik het ben. En dan komt de prins en hij zegt: "liefste, het bootje ligt voor! Ga met mij mee. Waarom heb jij een sluier over je hoofd?" En dan mompelt de opperdienares dat ze anders verbrandt in de zon. En de mensen staan aan de kade "daar komt de prins toch met zijn vrouw! Hij zal nu koning zijn!" En ze zwaaien en zwaaien, maar wat is dat voor vreemds? Ze komen aan de wal, maar daar...is dat de aanstaande koningin die helemaal gebukt en gebogen onder een sluier daar voort schuifelt achter die prins aan! Dat is toch onbegrijpelijk? En zodra ze in het paleis aankomen dan doet zij die sluier af en de prins die ziet 't, die zegt: "WAT?! JIJ?! wat doe je hier en wat..." hij was zo kwaad en ze zegt: "ach, hou toch op. Die prinses van jou. Dacht je werkelijk dat die van jou hield? Helemaal niet, ze had een minnaar en die heeft haar vannacht van het schip gehaald! Jij mag blij zijn dat ik meegegaan ben anders stond je hier voor gek! Dan kwam je alleen, nou dan had je dan de mensen moeten zien!" Maar de prins is zo kwaad die zegt: "je liegt het! Je liegt het! Het kan niet, het kan niet!" En hij is gaan zoeken. Hij is gaan zoeken, hij zei "ik zal niet eten en niet drinken voordat ik mijn vrouw terug gevonden heb! Ik zal zoeken in alle landen. In alle...op alle heuvels en in alle dalen, bij rivieren en waar dan niet. Ik ga op zoek en zolang zul jij hier blijven. Je zult geen voet buiten de deuren van deze zaal zetten." Maar goed er komt natuurlijk een dienares en die vraagt wat de aanstaande koningin nodig heeft en ze zegt: "breng mij de kleren van een koningin, breng mij de kroon van koningin." En de opperdienares die kleed zich als een koningin en dan staat ze voor de spiegel en zegt ze "kijk! De kleren van een koningin. De kroon van de koningin, nu nog zijn hart en dan ben ik koningin."
Maar wat is er gebeurd met die prinses met die lange haren? Die kwam terecht op de bodem van de zee en toen watertrappelde ze weer naar boven en ze voelde zo aan het schip en ze zwom naar de achterkant van het schip. En aan de achterkant van een schip heb je een soort dwarsbalk om te zorgen dat het schip goed in het water blijft liggen en ze dacht daar hou ik mij aan vast en dan slepen ze me vanzelf mee anders dan weet ik niet waar ik terecht kom!' En het schip voer en zij erachteraan en achter haar door het water dat hele hele lange haar! Maar op een goed moment ligt het schip stil en terwijl ze voeren kwam d'r een hele grote golf met water over d'r heen en in die golf zat een vis en die vis die ziet haar ogen en die vis HAP HAP die hapt zo die ogen eruit. Dus nu het schip stil ligt, moet ze voelen waar ze heen kan en met haar oren probeert ze te horen wat ze met haar ogen niet kan zien. Ze kruipt onhandig en kwetsbaar daar zo de wal op en ze voelt... Ahhh. Ze blijft eerst liggen om op te drogen en dan gaat ze met tastende voeten opzoek naar een plek waar ze zich kan verbergen voor gevaar voor de nacht en voor slecht weer en ze komt in een bos en daar bouwt ze een hut van takken. En dan, zij is zwanger en in haar hut bevalt zij van een klein jongetje en ze voelt op het hoofd van dat kind en ze voelt daar een sterretje en dan weet ze zeker dat het een prins is. En haar hele lange haren dat is het wiegje voor het kind. Haar hele lange haren zijn zijn eerste kleren. En dat jongetje dat groeit er op, dat is al heel snel een sterk klein knaapje! En dan zegt ie: "mama, mama, het is zo groot!" En dan zegt die moeder: "luister kind, wat je hoort dat is het ritselen van bladeren, dat is een boom hoor jij het ritselen. En dat jongetje hoort het ritselen. En zo probeert zij hem de wereld te doen kennen. En het duurt niet lang of het kind is zo groot dat ze zegt: "je bent nu zo groot je zou voor ons vissen kunnen vangen in de zee." En hij zegt: "ja, maar hoe moet dat dan?" En die moeder legt uit hoe die met een lange tak en een draad een vis zou kunnen vangen. En hij gaat naar zee en hij vangt een vis en nog een vis en dan komt ie en dan zegt ie: "mama, vis! Nou kunnen we eten." En die moeder zegt: "ach kind het zou zoveel beter zijn dat we de vis eerst bakken. Vang nog meer vissen!" En hij vangt nog meer vissen en dan doet die moeder een doek rond zijn middel en een lapje stof rond zijn voorhoofd zodat niemand die ster zal zien en dan zegt ze: "ga nu lopen, kijk wanneer je daken ziet," en ze legt uit hoe dat moet zijn en ze zegt: "dan is daar een dorp of een stad en daar is een markt en daar moet je de vissen verkopen en zeg dan dat je een koekenpan wilt en olie." En hij, hij gaat op stap en hij vindt die markt en hij verkoopt de vissen en hij koopt een koekenpan en olie en komt weer terug en hij vist en dan eten ze vis. Maar het kind heeft wat gezien op de markt, hij zag daar andere kinderen en die hadden niet een doek zo rond hun middel en een lap rond hun hoofd en hij denkt 'ik moeten eigenlijk zoveel vissen vangen dat ik ook net als die andere kinderen een broek kan hebben of een rok of een blouse.' Dat leek hem fantastisch. Dus hij zegt tegen zijn moeder: "morgen ga ik nog meer vis vangen en ik ga weer naar de markt." En die moeder zegt: "kind, dat is goed." En hij vangt vis en hij gaat naar de markt en hij zegt: "Wat, wat moet, wat heb je nodig om dan een broek te krijgen?" En dan koopt ie stof, een schaar en garen en naalden en dan komt die weer bij zijn moeder en hij zegt: "mama! Mama voel eens, kijk eens wat ik voor je gekocht heb? Dat is stof, ik wil zo graag een broek of een blouse. Kun jij die voor mij maken?" En die moeder die streelt zo die stof en zij zegt van nou "kind! Ik heb immers geen ogen." En hij zegt: "maar waar zijn je ogen dan? Waar zijn jouw ogen?" En dan verteld ze het hele verhaal van die prins die kwam dat zij d'r haar waste en dan verteld ze hoe die vis kwam en d'r ogen opat en van de opperdienares. En toen dacht die jongen "ach, die ogen die zijn dus in de zee. Daar zijn de ogen van mijn moeder." En hij denkt morgen ga ik die ogen halen!' En de volgende morgen, hij holt naar de zee en hij zwemt en hij zwemt en hij zwemt en dan ziet ie onder zich, diep op de bodem van de zee wat blauws en hij duikt er naar toe, maar ach het zijn enkel blauwe schelpen. Maar hij denkt "ik geef niet op, morgen ga ik weer." En de volgende dag, hij rent weer naar de zee en de zee die ziet hem komen, de zee neemt het kind in zijn armen en stuurt hem naar de plek waar de ogen van zijn moeder liggen. En hij neemt die ogen en verrukt holt ie naar huis en hij zegt: "mama, mama, ik heb je ogen!" En die moeder zegt: "kind! Natuurlijk ben jij mijn ogen," want ze begrijpt hem niet goed en dan zegt hij: "nee, ik heb je ogen, mam! Voel dan!" En hij houdt zijn hand en hij pakt haar hand en zij voelt haar eigen ogen en dan zegt ie van: "niet in doen, mama. Ze nog niet in doen, ze moeten eerst goed schoon." En hij vangt vis en hij koopt op de markt geneeskrachtig water en dan doet ie ze in een bakje en hij maakt ze schoon en dan zegt ie: "nou, ga goed zitten!" En ze gaat goed zitten en hij doet zo dat oog, hup dat ene oog erin en dat andere oog erin en dan zegt ie: "en? Zie je wat? Zie je wat?" maar zij, ze knippert en het is allemaal zo mistig ze zegt: "doe nog wat met dat water." En dan spoelt hij nog wat met dat water en oohhhhh wat is de wereld mooi! Ze zegt: "de wereld is veel mooier dan ik mij herinner! Wat is de zon geel en het gras groen en de lucht blauw en jij mijn kind! Kom eens!" En ze pakt hem beet en en en hij doet zijn ogen dicht en zij kust ze open en hij doet ze weer dicht en zij kust ze open en ze zegt: "ga toch staan!" En hij gaat staan en hij moet draaien en lopen en ze raakt niet uitgekeken, nee die jongen die moet echt geduld hebben met zijn moeder, maar dan zegt ze: "goed nu zal ik voor jou een blouse gaan naaien en een broek." En dan gaat ze aan het naaien en ze naait een blouse en een broek en hij is zo trots als een aap. Maar ze zegt: "dat bandje bij je hoofd dat moet je houden." en hij gaat naar de markt en daar loopt ie rond, fier, kijk mij eens! Maar ja, niemand ziet er wat bijzonders aan, een gewone broek en een blouse, dat valt niet erg op . Maar hij is zo trots als ik weet niet op. Wat als hij dan over die markt loopt dan hoort ie vertellen dat de koning die zoveel jaar weggeweest is, terug is. Morgen zal die zelfs in de stad zijn er zijn hanengevechten om dat te vieren! En hij denkt: "dan doe ik mee" en hij hij heeft niet zoveel geld, maar hij hij koopt een heel klein haantje en dan ziet hij daar een hele grote man lopen met zo'n haan en dan zegt ie: "meneer, morgen gaat mijn haantje tegen uw haan vechten." "Ach," zegt die man, "dat zie je toch zelf, dat kan niet. Mijn haan maakt jouw haantje af!" "Mijn haan is snel en slim en mijn haan vecht tegen uw haan!" "Nou," zegt die meneer, "dat is goed, maar we zijn wel als eerste aan de beurt en de koning is erbij!" Dat kan hem niks schelen. En de volgende dag hebben ze een prachtige plek gemaakt en daar zit de koning en daarvoor heb je een vierkant die is afgezet en daar vechten dan die hanen. Die grote haan tegen dat kleine haantje. Maar die jongen die moedigt zijn haantje aan en die is snel en die is slim en die heeft inderdaad daardoor veel meer mogelijkheden dan die grote haan! En dat jongetje dat moedigt hem aan. "Vooruit! Toe dan! En hij is zo enthousiast dat hij niet merkt dat die band van z'n hoofd gaat. En de koning die zit te kijken. Wat ziet ie daar? Wat glinstert daar bij die jongen op dat hoofd? En hij wenkt hem en zegt: "kom eens hier. Wie ben jij?" Dat weet ie niet. "Hoe heet je dan?"
"Liefje," zegt mama altijd.
"Liefje?" zegt de koning, "heb je geen andere naam?"
"Nee."
"Waar woon je dan?"
"In het bos."
"In het bos?" zegt de koning. "Waar dan?"
"Daar ergens," zegt de jongen en hij wijst in die richting.
En de koning zegt: "wie is jouw moeder dan? Hoe heet die dan?"
"Ik weet het niet," zegt de jongen, "ik weet niet hoe mijn moeder heet. Mijn moeder heeft alleen heel lang haar."
En de koning zegt: "lang haar?"
"ja, heel lang haar," zegt de jongen, "HEEL, HEEL lang,"
En de koning zegt: "weet je wat? Kom jij vanavond maar met je moeder bij mij eten op het paleis."
En die jongen die rent naar zijn moeder en zegt: "mama, we gaan vanavond eten bij de koning! En mijn haantje heeft gewonnen!" En die moeder zegt: "maar jongen, dat durf ik niet. Ik heb geen kleren, hoe moet ik daar verschijnen?" En die jongen zegt: "wacht maar, moeder. Ik vang wel vis en ik haal wel stof." En hij gaat vissen vangen en hij koopt stof op de markt. En 's avonds gaat die moeder gehuld in allemaal doeken en lappen, zwaar zo aan de arm van haar zoontje naar het paleis. En hier zit zo een lange tafel en hier zit zo de koning en daar zit het prinsje en daar zit de prinses met de lange haren [vertelster probeert met meubelstukken en handgebaren de tafelschikking duidelijk te maken] en dan komen ze de soep brengen. Maar ja, hij ziet wel dat zijn moeder helemaal niet kan eten, want dan moet ze die doeken d'r afdoen en ze is toch zo bang! En dan zegt [het jongetje tegen] die koning: "voordat wij gaan eten, mag ik u dan een verhaal vertellen?" En de koning zegt: "ja." En dan vertelt ie van die prinses met die lange haren en hoe dat er een prins kwam met wie ze zou trouwen, met wie ze getrouwd was en dat ze toen naar het land van die prins gingen zodat ie koning zou worden en dat de opperdienares haar overboord kiepelde en dat ze toen d'r ogen kwijt raakte en dat er een kind geboren werd die die ogen weer terug vond. En de koning die kijkt en die kijkt en die ziet daar tussen die stof door ziet ie daar twee tranen glinsteren en hij stapt uit zijn stoel en hij loopt erom heen en hij pakt d'r bij d'r hand en hij zet haar rechtop en hij tilt de sluier op en ja "ik wist het, ik wist het! Natuurlijk. Jij bent het! En hij kust haar en hij kust d'r! En hij roept alle ministers en hij zegt: "kijk jongens dit is onze nieuwe koningin! Zie dan hier! Dit is ze!" En de ministers zeggen: "jahaa, maar wie is dan die ander die daar uh in die zaal altijd opgesloten zit?" En hij zegt: "dat is de valse opperdienares. Oh! We zullen d'r straffen! We hakken d'r in stukken! We hangen d'r op!"
En dan zegt de prinses met de lange haren: "Nee, dat doen wij niet. Als wij zo gelukkig zijn, niet? Dan gaan we niet zo lelijk tegen een ander doen." En wat ze doen is: ze scheren de opperdienares kaal en ze pakken haar schoenen af en ze jagen haar het paleis uit. En de prinses met het lange haar? Ja, die is nou koningin. Die wordt gekleed als een koningin. Haar haar wordt gewassen met heerlijk geurende oliën en de volgende dag loopt de koning met zijn vrouw door de straten en er zijn wel 10 man nodig om dat lange haar te dragen en op dat haar hebben ze allemaal rozenblaadjes gelegd. En hij kijkt en hij zegt: "mensen, hier is uw nieuwe koningin!" En iedereen klapt en zwaait en is blij. En daarachter? Daar loopt dat prinsje met dat sterretje op zijn hoofd. En hij is ook heel blij. En naast dit ene kind, hebben ze nog negen kinderen gekregen samen, dat zijn er 10. En al die kinderen hebben dit verhaal verteld aan 100 mensen en al die honderden mensen hebben dit verhaal verteld aan 100 mensen. En zo vertel ik het vandaag aan jullie en ik vraag jullie vertel het aan 100 mensen.

Onderwerp

AT 0533 - The Speaking Horsehead    AT 0533 - The Speaking Horsehead   

ATU 0533 - The Speaking Horsehead.    ATU 0533 - The Speaking Horsehead.   

Beschrijving

Een prins wordt verliefd op een prinses met hele lange haren. Ze gaan met elkaar trouwen en varen dan naar het land van de prins, zodat hij koning kan worden. De opperdienares van de prinses is jaloers en duwt haar van het schip af. De prinses kan zich vasthouden aan de boot, maar tijdens de reis worden haar ogen door een vis opgegeten. Eenmaal aan land bouwt ze een huisje in het bos en bevalt daar van een zoon (een prinsje). De prins heeft ondertussen de opperdienares al door en blijft zoeken naar zijn geliefde prinses. De zoon van de prinses gaat naar de markt en koopt daar een haan voor de hanengevechten, die worden gegeven voor de koning. Hij wordt door de koning samen met zijn moeder uitgenodigd om op het paleis te komen eten. De jongen zoekt de ogen van zijn moeder in de zee en hij vindt ze ook. De prinses kan weer zien en samen met haar zoontje gaat ze naar het paleis. Daar aangekomen vertelt de jongen een verhaal aan de koning en dan weet de koning dat de moeder van de jongen zijn geliefde prinses is. De opperdienares wordt verbannen en ze leven allemaal nog lang en gelukkig.

Bron

Letterlijk afschrift van mp3-opname; Janna van den Berg deel 2 - 05 juli 2007.WAV

Commentaar

donderdag 5 juli 2007
Deel van een interview van Ruben Koman met Janna van den Berg, afgenomen op het Meertens Instituut te Amsterdam. Het verhaal is een variatie op typenummer AT 0533.
JvdB= Janna van den Berg.
The Speaking Horsehead

Naam Locatie in Tekst

Amsterdam    Amsterdam   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:21