Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

SINUTSAG016 - Het Slot van Abcoude - De Kloosterroof

Een sage (boek), 1938

Hoofdtekst

De Kloosterroof

"Heer Bruyning Spruyt van Crieckenbeec,
"Heer Maarschalk van Abcou!
"Gij hebt zo menig rijk kasteel,
"En woud en weide en akkers veel;
"En waarom dan geen vrouw?"

"Die mij weleer de liefste was,
"Die is nu ver van hier
"Ik was een knaap, en zij nog een kind.
"Toen hebben wij elkaar bemind....
"Och - 't is vergeten schier!"

Heer Jan van Rievelt sprak met vuur:
"Hadde ik eens dus bemind,
"Ik hadde 't nooit zoo lang vertraagd;
"Maar ik moest weten of de maagd
"Mij lief had als het kind."

"Dat's wel mooi gesproken, bij mijn eed!
"En met een goed verstand.
"Nu fluks de rossen opgebit
"Naar Assendelft gaat onze rit,
"Naar het lustig Kenmerland."

De wachter zag ten toren af
Van Assendelfts kasteel.
"Daar komt bezoek van edeldom
"Ik zie een zilvren lelieblom,
"En op een veld van keel."

"Dat is heer Spruyt van Crieckenbeec
"De maarschalk van Abcou."
"En nog een faas op hermelijn"
"Dat moet van Rietvelts stamhuis zijn,
"Uit de oorden van ter Gouw."

De maarschalk reed het voorplein op,
met Rietvelts broedrenpaar.
Heer Hugo was 't die hen ontving,
Die met hen aan het noenmaal ging;
Zijn dochter was niet daar.

"En waar mag jonkvrouw Lysbeth zijn,
"Die overschoone maagd?"
"Die ruilde dundoek en samijt
"Voor zwarte wijle en grauw habijt,
"In 't klooster van Sinte Aecht."

De maarschalk reed het voorplein af,
Met Rietvelts broedrenpaar.
Hij sprak met overkropt gemoed:
"Dat ik haar dus verliezen moet,
"Dat valt mijn hart toch zwaar."

Daar stond een jeugdige edelknaap,
Die sprak met fluistrend woord:
"Maar dat ze dikwerf heeft geschreid
"Ter minne van uw Edelheid,
"Dat heb ik zelf gehoord."

Heer Jan van Rietvelt sprak met vuur
(En Gijsbrecht viel hem bij):
"Was ik de maarschalk van Abcou
"Nooit moest men zeggen dat een vrouw
"Vergeefs eens weende om mij!"

"Ei, Heeren, gaan we dezen weg
"Waartoe het marren dan?
"Wie trekt er met mij naar Sint-Aecht?"
"Dat moet" sprak jonkheer Jan: "gewaagd!"
En Gijsbrecht: "'k ben uw man!"

De nonnen zongen in het koor
Ons-Lieve-Vrouwen lof.
"Dat is voorwaar een schoone klang!
"Dat is als nachtegalenzang
"In Noortics bloemenhof."

"Heer maarschalk! zulk een nachtegaal
Past in uw gulden kooi."
De maarschalk trad in 't spreekvertrek,
En vond er achter het traliehek
Een maagd in proefjaar-tooi.

Zij sloeg haar sluier, breed geplooid,
Van 't lieflijk, schoon gelaat.
't Was of ze met heur ranke leen
Een elfenkoninginne scheen
In 't grauwe proefgewaad.

"O jonkvrouw Lysbeth! antwoord mij:
"trok u het hart hierheen?
"Is dat de keuze van uw jeugd:
Hier weg te sterven zonder vreugd,
"In vasten en gebeen?"

"Heer maarschalk! eenmaal was de tijd,
Toen had ik neen gezegd.
"Die dagen zijn voorgoed voorbij:
"En wat er overblijft van mij,
"Dat is nu rede en recht."

"Mijn Lysbeth!" riep hij, en dat woord
Kwam trillend van zijn mond.
"O Bruyning, Bruyning!" sprak ze droef:
"Waarom dat lang, dat wreed vertoef?
"Waarom eerst deze stond?"

Dat woord, mijn Lysbeth! loone u God:
"Dat houdt mijn toekomst in!
"O! hoor nu wat ik plechtig zweer:
"Voor mij geen heil op aarde meer,
"Dan eenig in uw min."

"Mijnheer de bisschop houdt mij hoog;
"Daar buiten staat mijn ros;
"Hier stel ik u mijn hart ten pand...."
Hij greep vol vuur heur teedre hand;
En zij wrong zich niet los.

"Zoo ga - ik kom." Hij ging. Zij kwam
Naar buiten in de gaard.
Heer Jan van Rietvelt joeg hun voor;
Heer Gijsbrecht dekte hun het spoor,
Met vogelvlugge vaart.

De priester lei hun handen saam,
Op het burchtslot van Abcou.
Den maarschalk stond heer Jan ter zij;
De jonkvrouw stond heer Gijsbrecht bij,
Ter tuige van hun trouw.

Heer Hugo deed met klacht bij klacht
Zijn grief den bisschop kond.
Die gispte 't feit op strengen toon
maar hief zijns gunstlings eersten zoon
Met eigen hand ter vont.

Beschrijving

Heer Bruyning Spruyt van Crieckenbeec gaat op zoek naar zijn eerste geliefde. Hij vindt haar in een klooster en neemt haar mee om te trouwen.

Bron

Utrechtsch Sagenboek/ J. R. W. Sinninghe. - Zutphen: W.J. Thieme & Cie (1938), p.14-19

Commentaar

1938
Valt onder hoofdstuk en titel(s): 1. Utrechts' Oude Gebouwen, b. Kasteelen, Huizen en Poorten. Bron: Hofdijk, Kennemerland, blz. 309-314.
Aant.: Johan en Gijsbrecht van Rietveld waren in 1368 getuigen van het huwelijk van Bruyning Spruyt en Elisabeth van Assendelft, heer Hugo's dochter (v. Leeuwen).

Naam Overig in Tekst

Bruyning Spruyt van Crieckenbeec    Bruyning Spruyt van Crieckenbeec   

Abcou    Abcou   

Jan van Rievelt    Jan van Rievelt   

ter Gouw    ter Gouw   

Lysbeth    Lysbeth   

Sinte Aecht    Sinte Aecht   

Gijsbrecht    Gijsbrecht   

Hugo van Leeuwen    Hugo van Leeuwen   

Naam Locatie in Tekst

Assendelft    Assendelft   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20