Hoofdtekst
Vroeger, heel vroeger, toen de kabouters nog leefden, hadden zij hun hoofdkwartier in de Alverberg te Hoogeloon. Het waren zeer hulpvaardige ventjes, maar ze werden niet graag bij hun werkzaamheden gestoord.
Nu woonde er vroeger in Hoogeloon een boer waar de alvermannetjes gewoonlijk allerlei werkzaamheden kwamen verrichten zoals wassen, strijken, schoenen poetsen, potten en pannen oppoetsen en wat er zoal meer komt kijken. Daarvoor kregen ze dan in ruil een bordje pap en wat brood.
Op een dag wilde de boer daar wel eens het fijne van weten en de alvermannetjes zelf een bezig zien. Daarom liet hij een kleine opening maken in de zoldering, precies op de plaats waar de mannetjes altijd bezig waren. Deze opening was juist groot genoeg om er met één oog door te kijken. Diezelfde nacht nog lag hij voor het gaatje op de loer en wachtte op de dingen die komen zouden.
Rond het middernachtelijk uur kwamen de alvermannetjes met hun lange baarden en hun puntmutsen op, weer binnen. De hoofdman droeg een lantaarntje met een kaars erin. Toen de alvermannetjes met hun werk wilden beginnen, zei hij tegen hen: 'Blaas die tweede kaars maar uit, aan één kaars hebben we genoeg!'
En de alvermannetjes bliezen allen tegelijk door het gat in de zoldering, met het gevolg dat het oog van de boer werd uitgeblazen. De boer heeft het heel zijn verdere leven moeten stellen met één oog.
Nu woonde er vroeger in Hoogeloon een boer waar de alvermannetjes gewoonlijk allerlei werkzaamheden kwamen verrichten zoals wassen, strijken, schoenen poetsen, potten en pannen oppoetsen en wat er zoal meer komt kijken. Daarvoor kregen ze dan in ruil een bordje pap en wat brood.
Op een dag wilde de boer daar wel eens het fijne van weten en de alvermannetjes zelf een bezig zien. Daarom liet hij een kleine opening maken in de zoldering, precies op de plaats waar de mannetjes altijd bezig waren. Deze opening was juist groot genoeg om er met één oog door te kijken. Diezelfde nacht nog lag hij voor het gaatje op de loer en wachtte op de dingen die komen zouden.
Rond het middernachtelijk uur kwamen de alvermannetjes met hun lange baarden en hun puntmutsen op, weer binnen. De hoofdman droeg een lantaarntje met een kaars erin. Toen de alvermannetjes met hun werk wilden beginnen, zei hij tegen hen: 'Blaas die tweede kaars maar uit, aan één kaars hebben we genoeg!'
En de alvermannetjes bliezen allen tegelijk door het gat in de zoldering, met het gevolg dat het oog van de boer werd uitgeblazen. De boer heeft het heel zijn verdere leven moeten stellen met één oog.
Onderwerp
SINSAG 0065 - Zwerge wollen nicht belauert werden   
Beschrijving
In ruil voor pap en brood helpen kabouters een boer. De nieuwsgierige boer wil zien hoe ze werken en maakt een gat. Als de hoofdman zegt dat één kaars uitgeblazen kan worden, blazen alle kabouters door het gat, waardoor het oog van de boer wordt uitgeblazen.
Bron
B. Janssen: Het Dansmeisje en De Lindepater – Sagen en legenden uit Kempen, Meierij en Peel. Maasbree 1978, p.152.
Commentaar
voor 1978
Zwerge wollen nicht belauert werden: Neugierigen das Auge ausgestochen. & SINSAG 0063 Die hilfsbereiten Zwerge arbeiten in der Nacht für die Menschen für Nahrungsmittel (Tabak, Geld).
Naam Overig in Tekst
Alverberg   
Naam Locatie in Tekst
Hoogeloon   
Plaats van Handelen
Hoogeloon (Noord-Brabant)   
Kloekenummer in tekst
K217p   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20