Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

BJANSS140 - Het verhaal van de toren van Duizel

Een sage (boek), 1968 - 1977

Hoofdtekst

Het was een mooie voorjaarsdag, midden in de lente. Het liep tegen de avond. Een landbouwer uit Duizel kuierde moe maar voldaan van zijn werk terug naar huis. Om zijn woning te kunnen bereiken moest hij dwars over de Hapertse hei en dan over de Eerselse Dijk. Met de schop over zijn schouder en een rode zakdoek op zijn hoofd, vanwege de zon, stapte hij voort. In zijn rechterhand hield hij een aarden pijpje vast. Van tijd tot tijd bracht hij die rechterhand naar zijn mond en dan kringelde er dikke rookwolken uit het pijpekopje omhoog.
Hij had honger, de landbouwer, en hij verheugde zich dan ook op het maaltje dat op hem stond te wachten. Want koken kon zijn vrouw als de beste, daar kon niemand tegenop.
Een tiental meters voor hem uit liep een klein mannetje, dat naar schatting hoogstens een jaar oud kon zijn. De landbouwer liep wat steviger door om het ventje in te halen en te vragen waar hij woonde. Want ongetwijfeld was het kindje verdwaald en wist de weg naar huis niet meer terug.
Even later had onze landbouwer het ventje ingehaald. Hoe verwonderd was hij echter toen hij zag dat het mannetje helemaal geen klein kind was, maar een volwassen mensje met een lange grijze ringbaard en peper- en zoutkleurige haren.
Toen het mannetje de landbouwer zag roken, stak het zijn vingertjes in zijn vestzakje, haalde er een pijpje uit en vroeg met een fijn piepstemmetje of de landbouwer wat tabak voor hem had. 'Voor één pijpje is voldoende,' zei het mannetje.
De goedhartige Duizelaar haalde zijn tabakszak voor de dag en zei vriendelijk: 'Wel vriend, niet één pijpje kun je krijgen, maar nog wel twee ook.'
'Dat hoeft niet,' zei het mannetje. 'Aan één pijpje tabak heb ik genoeg, de andere negenennegentig pijpjes tabak zijn voor jou.'
Het mannetje stopte zijn pijpje en liep met de landbouwer mee op.
Na een poosje zo voortgelopen te hebben, zei de landbouwer: 'Ik dacht eerst dat je een peuter was, die verdwaald was, maar met je baard en je pijpje lijk je meer op een kabouter.'
'Dat ben ik ook,' zei het ventje, 'en ik hoor daar in de Kabouterberg thuis.' En hij wees naar een heuvel die op de hei lag, tussen Duizel en Dalen.
'Dan ben je zeker al behoorlijk oud?' vroeg de landbouwer.
'Goed geraden,' gaf het kaboutertje ten antwoord. Op hetzelfde moment haalde hij zijn tondeldoos voor de dag en ketste er vuur uit. Hij stak de brand in zijn pijp en omdat hij nogal moeite had om zijn pijp aan te krijgen en daarom flink moest paffen, ging zijn antwoord voor een groot gedeelte verloren. Maar iets had de landbouwer toch nog verstaan: '... toren ... kets wel doorstaan ...'
Zo kwamen ze, al babbelend, bij de Kabouterberg aan. 'Hier moet ik afscheid van je nemen,' zei het kaboutertje. 'Bedankt voor het pijpje tabak en rook er vanavond nog maar eens goed van.' Meteen verdween hij in een holletje van de heuvel.
De landbouwer bleef vol verbazing achter. Toen vervolgde hij zijn weg naar huis. Een eigenaardig mannetje dacht hij bij zichzelf. En wat bedoelt hij toch met zijn negenennegentig pijpjes en met de toren die de kets had doorstaan?
Na een poosje kwam de landbouwer thuis en vertelde zijn zonderlinge ontmoeting aan zijn vrouw. 'Maar praat er maar met niemand over,' zei hij nog, 'want niemand zal het geloven.'
Dar had hij natuurlijk niet mogen zeggen. Want men weet hoe het vrouwvolk is. Nog geen uur later wist de hele buurt ervan en kwam men naar het huis van de landbouwer om nadere inlichtingen over dit wonderbaarlijke verhaal te vernemen.
En de landbouwer vertelde, hier en daar het verhaal flink aandikkend, om zich des te belangrijker te maken. Ook was hij royaal met zijn tabak. Iedere bezoeker mocht een pijp stoppen uit de doos waaruit ook de kabouter zijn pijpje gestopt had.
En nu komt het eigenaardige: de doos ging van hand tot hand, men rookte en smookte dat het een lust was, maar... de doos raakte niet leeg. En nu begreep de landbouwer wat het kaboutertje bedoeld had met zijn negenennegentig pijpjes.
Natuurlijk kwamen ook de halfverstane woorden van de kabouter ter sprake en iedereen probeerde er een verklaring voor te vinden. Het liep al dik tegen middernacht toen de veldwachter van Duizel voorbijkwam en nog licht zag branden. Door nieuwsgierigheid gedreven ging hij naar binnen en toen hij zoveel volk rond de haard zag zitten, zette hij zich ook op een stoel en vroeg wat er aan de hand was. Men vertelde hem het hele verhaal en ook hij mocht een pijp tabak stoppen uit de wonderdoos.
Toen de veldwachter het hele verhaal gehoord had, bleef hij een tijdje ernstig voor zich uit staren en zei toen met een wijs gezicht, dat hij in zijn jeugd eens een oude man gesproken had, die gezegd had dat de kabouters menige nacht aan de toren van Duizel gewerkt hadden. En daarmee waren de woorden van de kabouter verklaard. De veldwachter trok zijn gewichtigste gezicht en zei: 'Wis en waarachtig heeft hij gezegd, dat hij zelf de toren heeft helpen bouwen en wel zo stevig dat hij de kets wel zal doorstaan. Dat wil zeggen dat hij nog lang, heel lang stand zal houden.'
En daarmee was de oplossing uit de doeken gedaan. Aan het hoofd van de belangstellende buurters verliet de veldwachter de woning van de landbouwer. Hij dacht bij zichzelf: Wat zou het er in Duizel donker uitzien als ik er mijn licht niet schijnen liet.
Toen de boer zich ter ruste begaf, legde hij zijn wonderbare tabaksdoos onder zijn hoofdkussen. Want misschien zou hij wel zijn leven lang uit die wonderdoos kunnen roken.
Maar toen hij de volgende morgen wakker werd en een pijp wilde stoppen, was de tabaksdoos leeg. Er waren precies negenennegentig pijpjes tabak uit gerookt.

Onderwerp

SINSAG 0051 - Zwerge bauen einen Turm    SINSAG 0051 - Zwerge bauen einen Turm   

Beschrijving

Een boer komt op zijn weg naar huis een kabouter tegen en deelt zijn tabak met hem. In ruil daarvoor krijgt hij voor 99 pijpjes tabak. Thuisgekomen vertelt hij het verhaal en zijn vrouw en algauw weet het hele dorp het. Iedereen komt een pijpje bij hem roken uit zijn wonderlijke tabaksdoos en praten over de kabouter die nog iets zei over de toren van Duizel. Later blijkt dat hij daaraan heeft meegebouwd, waardoor de toren zo stevig staat dat hij nog heel lang stand zal houden.

Bron

B. Janssen: Het Dansmeisje en De Lindepater – Sagen en legenden uit Kempen, Meierij en Peel. Maasbree 1978, p.159-161.

Commentaar

voor 1978
Zwerge bauen einen Turm. & SINSAG 0071 Die stets gefüllte Tabaksdose. Bauer, welcher Zwerg Tabak gibt, bemerkt, dass seine Tabaksdose nicht leer wird.

Naam Overig in Tekst

Hapertse hei    Hapertse hei   

Eerselse Dijk    Eerselse Dijk   

Kabouterberg    Kabouterberg   

Naam Locatie in Tekst

Duizel    Duizel   

Dalen    Dalen   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20