Hoofdtekst
In het midden der vorige eeuw woonden er nog Kaboutermannekens op enkele plaatsen te Bergeik. Niet verre noordwaarts den molen ligt een regelmatige heuvel, de Kattenberg geheeten, waarop in vorige tijden ook de vergaderingen en danspartijen der katten gehouden werden. Dezen heuvel hadden de Kaboutermannekens met holen doorboord, waarin zij, jaar in, jaar uit, hun verblijf hielden. Vooral des avonds verlieten zij gedurig den berg en kwamen dan, in het een of het ander der dichtbij gelegene huizen, voor de bewoners bakken, schuren, dorschen of eenig ander werk verrichten, zonder dat andere menschen het dan ooit zagen.
't Grootste wonder dat de ouderlingen van die mannekens vertellen, is dat zij altijd hun vuur tegen de graanmijten in de schuur aanlegden, zonder dat nochtans de vlam aan dIe brandbare stoffen schaadde.
Het meest weten zij, die nog stellig aan het vroeger bestaan der Kaboutermannekens gelooven, te verhalen van eenen troep dier dwergen, die eene onderaardsche woning hadden in den tuin of de nabijheid der hoef, welke thans door A. Dekkers bezeten, voor het oudst bestaande huis in deze gemeente doorgaat.
Zij kwamen dikwijls bij de toenmalige bewoners, waarvan de vertellers sommigen noemen, om keukengereedschap, spijs of drank te leenen; kregen zij het gevraagde niet, dan ging het werk op de hoef den geheelen dag niet vooruit, het kwaad was er gelijk mee gemoeid en men ondervond alle soorten van onaangenaamheden; maar stond men het hun toe, hetgeen bijkans altijd geschiedde, dan ging alles naar wensch. In dit huis was het voornamelijk dat dit volkje het genoemde werk 's nachts deed.
Eens keek zeker nieuwsgierige door het sleutelgat, ten einde iets van hen of hunnen arbeid te kunnen begluren; hij zag echter niets, doch een dier ventjes bemerkte ras den bespieder en zeide in de hun eigenaardige taal: 'Steekt hem de oogen uit!' en de nieuwsgierige man ging spoedig zijns weegs.
Met het huishouden der onderaardsche Kaboutermannekens bij de hoef was zeker vrouwke, Grietje genaamd, het beste bekend, vermits zij daar dikwerf room of iets dergelijks kwam vragen.
Onderwerp
SINSAG 0063 - Die hilfsbereiten Zwerge arbeiten in der Nacht für die Menschen für Nahrungsmittel (Tabak, Geld)   
Beschrijving
Bron
Motief
F451.3.4.0.1 - Dwarf workmen heard at night.   
F451.4.1 - Dwarfs live under the ground.   
F964 - Extraordinary behavior of fire.   
F211.3 - Fairies live under earth.   
Commentaar
OV IV: 28-29, BB: 422- 423. Bewerking van 2.1. Bewerking: Sinninghe 1933: 13-14 (no. 7,8),1964: 12-13; Biemans 1973: 18.S.S63.1, S65.1, S.68.1, S.86.1.
2. De archeologie van het vertellen. Verhalen uit de Kempen
Opgetekend, verzameld en bewerkt door Petrus Norbertus Panken. Panken werd geboren te Duizel op 6 september 1819. Hij was vanaf 1840 tot 1863 onderwijzer te Westerhoven en na zijn pensionering brievenbesteller te Bergeik, waar hij op 20 juli 1904 overleed. Hij was een pionier op het gebied van de Noordbrabantse archeologie, daartoe o.a. geïnspireerd door C.R. Hermans (zie Biemans 1977). Een uitgebreide biografie van hem werd geschreven door Hein Mandos (1971). Zijn verhalen werden gepubliceerd in het Tijdschrift voor Noordbrabantsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde (TNG) I (okt. 1883 -okt. 1884) II (okt. 1884-okt. 1885), III (okt. 1885-okt. 1886) en in Ons Volksleven (OV) IV (1892), V (1893). Van de publicaties uit Ons Volksleven verscheen in 1893 een overdruk. Zijn Bergeikse verhalen verschenen bovendien in de Beschrijving van Bergeik (BB), dat hij samen met A.F.O. van Sasse van Ysselt schreef (1900).
Zijn handschriften, waaronder een Autobiografie of Eigen Levensbeschrijving en een dagboek zijn te raadplegen in het streekmuseum Eicha te Bergeik.
Naam Overig in Tekst
Kaboutermanneke   
A. Dekkers   
Grietje   
Naam Locatie in Tekst
Bergeik   
Kattenberg   
Plaats van Handelen
Bergeik (Noord-Brabant)   
Kloekenummer in tekst
L279p