Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

DYKFRIES2003 - Van een jongen en een reus

Een sprookje (boek), 1896

Hoofdtekst

Van een jongen en een reus.
Er was eens een jongen die niet wilde deugen, daarom joeg zijne moeder hem weg en hij nam dienst als koksjongen op een koopvaardijschip. Maar hij verviel spoedig in ongenade bij het scheepsvolk, want hij voerde allerlei streken uit en was zoo slordig in zijn werk dat niemand wilde eten uit de schotels die hij had omgewasschen. Op zekeren tijd kwamen de matrozen overeen om den deugniet in een vat te bekuipen en dan in zee te werpen. Maar hij had hun gesprek afgeluisterd en nam zijne voorzorgen. Hij voorzag zich van tien broodjes, tien houten pinnetjes, een boor en een hamer. Des anderen morgens pakten de matrozen hem bij de kladden, bekuipten hem in een groote ton en wierpen hem zoo in zee.
Toen hij reeds een zeer lange poos gedreven had kreeg hij lust om te weten waar hij was. Hij boorde een gaatje in den bodem der ton, gluurde daar door, maar zag niets dan water en lucht. Hij sloeg het gat weêr dicht met een pinnetje en at een broodje op. Nu had hij nog negen pinnetjes en nog negen broodjes. Hij dreef al weêr en hij dreef al weêr en eindelijk had hij weêr heel lang gedreven. Toen boorde hij weêr een gaatje en keek daardoor, maar hij zag nog niets anders dan water en lucht. Hij sloeg het gat weêr dicht met een pinnetje en at weer een broodje. Nu had hij nog acht pinnetjes en nog acht broodjes. Zoo dreef hij al maar door, en als hij dan weêr een heel lange poos gedreven had, dan boorde hij weêr een gaatje en keek daar door, sloeg het weêr dicht met een pinnetje en at weêr een broodje. Dit deed hij zoo dikwijls dat hij eindelijk maar drie pinnetjes en drie broodjes over had. En nog altijd had hij niets gezien dan water en lucht. Maar eindelijk vernam hij tot zijne blijdschap, dat het vat aan den grond stootte en bleef liggen. Nogmaals boorde hij een gaatje, keek daar door en zag nu dat zijn vat op het strand lag. Maar hoe thans aan wal te komen? Daarop wist hij geen raad. Doch daar op het strand speelden een viertal vossen en nu gebeurde 't dat een dezer dieren nabij het vat kwam en met zijn staart tegen den bodem sloeg, zóó dat eenige der staartharen door het gaatje naar binnen kwamen kijken. De jongen, niet loom, sloeg dadelijk een pinnetje in het gaatje en nu zat de vos met zijn staart aan het vat vast. Het dier trok wat het trekken kon en maakte daarbij allerlei sprongen, - totdat eindelijk de bodem uit het vat barstte - toen was de jongen verlost.
Hij begaf zich op goed geluk landwaarts in, maar al spoedig ontdekte hij onraad. In de verte naderde hem een vervaarlijk groote reus. De jongen, als altijd op list bedacht, vulde zijne zakken met kleine keisteenen en klom toen in een boom. Hij zat een broodje op te peuzelen toen de reus bij hem kwam. - «Jij zit daar wel mooi,» zeî deze, «wat eet je?» - «Noten,» zeî de jongen. - «Heb je er ookeene voor mij?» - «Met alle plezier,» zeî de jongen en gaf hem een keisteentje. - «Die noot kan ik niet kraken,» zeî de reus. - «Dat valt mij van je tegen,» zeî de jongen. - «Ik eet ze als brood; zie maar» En hij beet in een broodje. - «Als gij zoo sterk zijt,» zeî de reus, «zal ik je wel kunnen gebruiker in mijne boerderij. Wil je mij dienen als knecht?» - Zeer gaarne,» was 't antwoord, «want ik ben zoekende om werk.» - De reus zeî: «Blijf dan maar zitten, ik zal je wel dragen.»
Hij trok zonder veel moeite den boom, waarin de knaap zat, uit den grond, legde den stam op den schouder en liep er meê weg, terwijl de knaap in de wiegelende takken zat. Zoo kwamen zij bij een grooten zandheuvel tegen wiens voet aan eenezijde een ontzaglijk groot en zwaar steenblok was gewenteld. De reus schopte met zijn groven voet dien steen ter zijde en toen vertoonde zich de ingang van een groot hol. Zij gingen binnen en langs een langen onderaardschen weg bereikten zij de boerderij van den reus. Hij woonde daar met zijne oude vrouw. De boom werd op het vuur geworpen en toen werd er het vleesch van een geheele koe in éénmaal over gekookt. Nadat zij dit met hun drieën hadden opgepeuzeld moest de knaap aan het werk.
De reus had al zijn boerengereedschap van klinkklaar ijzer en alles was groot en zwaar. Maar de knaap had zich voorzien van een vijltje en zoo dikwijls hij alleen was hield hij zich onledig met het bijna doorvijlen van een of ander voorwerp en de hierdoor ontstane gleuf smeerde hij dicht met klei. Was hij dan met dat goed aan het werk, dan brak er gedurig iets en dan zeî hij: «Het gereedschap, baas, dat gij er op na houdt is niet sterk; ik kan er niet meê werken of het breekt; gij moet het mij sterker laten maken.» Dit deed de reus, maar het hielp niet veel; onder de handen van den knecht was alles spoedig weêr gebroken.
De reus zeî ten laatste: «Ik geloof waarachtig dat je sterker bent dan ik; maar nu moet je ook eens tegen me brij-eten. Dat zult ge moeten verliezen, denk ik.» «Laten wij het beproeven,» zei de knaap, en hij bond heimelijk een grooten zak voor zijn lichaam. Toen het eten zoude beginnen zeide de reus: «Ik wil je zooveel vooruit geven, dat jij een gewonen eetlepel kunt gebruiken en ik zal een potlepel nemen.» Maar de knaap zeî: «Ik verlang niets vooruit te hebben, geef mij ook een potlepel.»
Toen ze nu aan het eten waren goot de knaap wel tienmaal zooveel brij in den zak dien hij voor zijn lijf had, als hij in zijn maag kreeg. De reus echter slokte de brij naar binnen bij potlepels vol. Het kwam zoo ver dat hij wel gaarne wilde ophou- den met eten, maar dit was hem te min, want de knaap hield maar aan. Eindelijk wierp de reus den potlepel weg; hij zeeg achterover op den grond en zeide steunend: «Ik moet het je maar gewonnen geven, want ik kan niet meer. O, mijn buik! ik weet geen raad!» «Nu ja, ik ben er ook erg genoeg aan toe,» zeî de knaap, «waar is een mes? Ik wil mijn buik opensnijden.» De reus zag hem verbluft aan, maar de knaap nam een mes en sneed den zak dien hij voor zijn buik had open, en de brij stroomde over den vloer. Toen de reus zag dat het den snaak niets hinderde zeî hij: «Kan dat zoo? Dat heb ik nooit geweten.» «Wel zeker kan dat zoo,» zeî de knaap; «ik zou je raden het ook te doen.» «Ja, geef maar hier dat mes.» De reus sneed zijn dikken buik open en de brij liep er ook uit, maar hij was spoedig dood.
Nu zeide de knaap tot het oude reuzenwijf: «Thans ben ik hier de baas en gij moet doen wat ik u zeg.» Dit beviel de oude niet. Zij dacht bij zich zelve: «Onder zulk een nietig ventje wil ik niet bukken; ik ga hem liever dezen nacht van kant maken.» Hij hoorde, tot zijn geluk, dat zij in haar eentje tamelijk hardop daarover sprak. En wat deed hij nu? Inplaats van 's avonds naar bed te gaan legde hij een ijzeren pot op zijn hoofdkussen en stopte de dekens daar heel netjes om toe. Des nachts kwam het reuzenwijf met een grooten bijl. Zij zag den pot voor het hoofd van den knaap aan en sloeg er zoo geweldig met den bijl op dat de ijzeren pot in stukken sprong. «Zie zoo!» zeî ze, vergenoegd heengaande, «nu zal ik van jou geen last meer krijgen.» Maar des morgens zette ze een paar groote oogen op toen de jongen gezond en wel voor den dag kwam en haar vriendelijk «goeden morgen» wenschte. Zij hield zich dom en zeî: «Goeden morgen, jongen! heb je vannacht goed geslapen?» «Anders heel goed,» zeî hij, «maar ik heb wat hoofdpijn gekregen. Ik droomde dat er iemand mij met een grooten bijl op het hoofd sloeg. Dit was natuurlijk niet waar, maar toen 'k wakker werd had ik toch erge hoofdpijn en 't is nog niet over. Als ik maar wat te drinken krijg zal 't wel beteren.» Het reuzenwijf dacht: «Als jij zoo taai bent, knaap, wil ik niet meer met je omgaan, je bent me te gevaarlijk. Ik loop liever weg om een veiliger plaats op te zoeken.» En zij deed dit.
Nu kon de knaap alles wat daar was als zijn eigendom beschouwen. Maar hij had geen lust om daar zoo geheel alleen in de benedenwereld te blijven wonen. Daarom pakte hij zooveel geld en kostbaarheden bijeen als hij kon dragen en begaf zich op reis om zijne moeder op te zoeken. Deze had het armoedig en was zeer verheugd toen zij haren zoon terugzag met zooveel geld. En toen hebben ze samen nog lang en gelukkig geleefd.

Onderwerp

AT 1875 - The Boy on the Wolf's Tail    AT 1875 - The Boy on the Wolf's Tail   

ATU 1875 - The Boy on the Bear’s (Wolf’s) Tail.    ATU 1875 - The Boy on the Bear’s (Wolf’s) Tail.   

AT 1088 - Eating Contest    AT 1088 - Eating Contest   

ATU 1088 - Eating/Drinking Contest.    ATU 1088 - Eating/Drinking Contest.   

AT 1061 - Biting the Stone    AT 1061 - Biting the Stone   

ATU 1061 - Biting a Stone to Pieces.    ATU 1061 - Biting a Stone to Pieces.   

Beschrijving

Een jongen die maar niet wil deugen wordt door zijn moeder van huis weggejaagd. Hij wordt koksjongen op een schip, maar wil ook voor dat werk niet deugen. De matrozen besluiten hem overboord te zetten in een vat. Als hij aanspoelt op een strand weet hij zich te bevrijden door de staart van een vos vast te slaan met een pinnetje. De vos trekt en springt en de bodem springt uit het vat. Onderweg landinwaarts treft de jongen een reus. De jongen doet alsof hij heel sterk is door de reus een steen als noot aan te bieden en zelf in een broodje te bijten. De reus kan hem wel als knecht gebruiken. De jongen doet alsof het gereedschap te zwak is voor hem om mee te werken. De reus is overtuigd van de kracht van de knaap en wil hem beproeven in een eetwedstrijd. De jongen bindt een zak voor zijn borst en doet alsof hij meer brij kan eten dan de reus. Om zijn maag leeg te maken, zet hij een mes in de zak en de zak stroomt leeg. De reus wil dit ook beproeven en steekt zichzelf dood.

Bron

Waling Dykstra: Uit Friesland's volksleven van vroeger en later: volksoverleveringen, volksgebruiken, volksvertellingen, volksbegrippen. Leeuwarden [1896], deel 2, 10-13.

Motief

X1133.3 - Man in barrel grabs wolf by the tail and is drawn out of danger.    X1133.3 - Man in barrel grabs wolf by the tail and is drawn out of danger.   

K81.1 - Deceptive eating contest: hole in bag.    K81.1 - Deceptive eating contest: hole in bag.   

K63 - Contest in biting a stone.    K63 - Contest in biting a stone.   

Commentaar

1896

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20