Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

DYKFRIES2007 - Onwijze Geert

Een sprookje (boek), 1896

Hoofdtekst

Onwijze Geert.
Er was eens een boer die drie zonen had, de jongste heette Geert en was onwijs. Die menschen hadden een tamelijk groote boerderij, daardoor was hunne schuur altijd behoorlijk gevuld met hooi en stroo. Nu gebeurde 't op zekeren tijd dat de voorraad stroo in de schuur sterk verminderde.. Eerst letten zij daar niet op, maar al spoedig trok het hunne aandacht en toen zeiden zij: «'t schijnt wel dat er van ons stroo gestolen wordt, we dienen er de wacht bij te houden.» De oudste zoon ging het eerst een nacht in de schuur zitten waken. Al spoedig hoorde hij eenig gerucht op de schuur, en nu kwam er een vervaarlijk groote menschenvoet door het dak, gevolgd door een grooten arm en hand. Deze greep de bossen stroo en beproefde hunne zwaarte. Een vijftal werden weggenomen, toen verdween eerst de groote hand door het dak en daarop de groote voet. Toen de wachter dit 's anderen morgens aan zijne huisgenooten vertelde, zeiden zij: «Je bent een sukkel! je moest hem immers het wegnemen van stroo hebben belet.» - «Jawel! alsof dat maar zoo gemakkelijk ging,» zeî hij. «Ga jij dan ook eens waken,» voegde hij zijn broeder toe.
Nu, dit gebeurde. Den volgenden nacht ging de tweede broeder in de schuur zitten oppassen. Hij was er niet lang geweest, toen kwam er een vervaarlijk groote menschenvoet door het dak, gevolgd door een groote hand. De zwaarte der bossen stroo werd weêr beproefd, daarop een vijftal weggenomen en nu verdween eerst weêr de groote hand door het dak en daarna ook de groote voet. De wachter in de schuur verkeerde in doodsangst en toen hij dit des anderen morgens vertelde, werd hij uitgelachen.
«Nu is de beurt aan mij,» zeî Geert, «ik zal het beter doen dan gij beide.»
«Nu, dat kan men denken,» zeiden de broeders, «ge zijt immers niet wijs.»
Maar Geert zeî: «Ik weet hoe we 't moeten aanleggen. Pak mij maar midden in een bos stroo en bind het goed om mij vast, leg mij dan bij de andere bossen stroo, vóór de hand. Dan zal de reus mij wegpakken en ik zal meer van hem te weten komen.»
Hiertegen hadden de broeders geen bezwaar. Toen Geert nu, in een bos stroo bepakt, een poosje in de schuur gelegen had, kwam er weêr een groote voet door het dak, gevolgd door een groote hand, die naar de bossen stroo greep. Toen hij dat te pakken kreeg, waarin Geert verborgen zat, hoorde deze den reus mompelen: «Dat is een beste, die moet ik vooral hebben.» Nn werd het Geert toch wel een beetje benauwd om het hart. De reus nam nog vier andere bossen stroo, trok zich uit de schuur terng, bond het gestolen stroo in een touw, slingerde dit vrachtje op zijn rug en liep er meê weg, - dus ook met Geert,
Na een korte voetreis - want hij maakte groote stappen, - kwam de reus bij zijn huis, dat midden in een zeer groot bosch stond. Hij bracht het stroo in een vertrek waar een groot vuur op den haard stond te branden en niet ver van dat vuur wierp hij zijn vracht op den grond.
«Drommels!» dacht Geert, «zou hij plan hebben mij op dat vuur te verbranden? Daar moet ik mij dan toch eens op bedenken.»
De reus mompelde bij zichzelven : «Zoo! nu ben ik voor dezen keer weêr klaar,» terwijl hij zich naast den haard op den grond uitstrekte en weldra sliep dat hij snorkte als een varken.
Geert begreep dat nu de tijd voor hem was gekomen om te handelen. Hij kroop uit het stroo, nam den grooten bijl die bij den haard lag en hieuw met inspanning van al zijne krachten den reus den kop af. «Zie zoo!» zeî hij, «de grootste zwarigheid is uit den weg. Laat mij nu eens onderzoeken welke menschen hier wonen.» Hij kwam in een kamer, geheel behangen met gouden en zilveren versierselen. «Neen!» zeî hij bij zichzelven, « die zaken heb ik niet noodig.» Hij ging van de eene kamer in de andere, maar hij ontmoette geen menschen. Wel zag hij in ieder vertrek allerlei verschillende kostbaarheden, maar niets dat hem aanstond. - Eindelijk kwam hij in de schuur en in den stal. Daar zag hij prachtige rijtuigen, sierlijk paardentuig en - wat het mooiste van alles was - eenige keurig fraaie paarden. Dit een en ander viel in zijn smaak, en hij geraakte opgetogen van vreugde.
De vader van Geert had een paar paarden, die zeer snel konden draven, daarom ging de man daarmeê wel naar harddraverijen en dan gingen de twee broeders van Geert meê, maar deze moest altijd thuis blijven. «Hij is onwijs,» zeiden ze dan, «maar hij kan goed op het vee passen.» - 's Avonds tehuis gekomen, vertelden zij dan van mooie paarden, van harddraven en fraaie prijzen en wie die hadden gewonnen. Dan was Geert altijd zeer verlangend om zoo iets ook eens te zien. Daarom was hij zoo bijzonder in zijn schik toen hij in den stal van den reus een aantal kostelijke paarden vond. Hij beschouwde alles wat daar was als zijn eigendom en toen hij den geheelen boedel nauwkeurig had doorgekeken ging hij de ouderlijke woning opzoeken.
Daar werd hij bestormd met allerlei vragen, maar Geert vertelde niet veel en hield zich nog onlloozeler dan hij werkelijk was.
Op zekeren morgen zeide de vader: «Jongens, wij zullen vandaag weêr uit harddraven gaan.» - «Mag ik nu ook eens meê, vader?» smeekte Geert. Maar vader zeî: «Neen, jongen; er moet iemand op het vee passen en dat is niemand beter gewoon dan gij.» Dit antwoord beviel slecht aan Geert, maar hij dacht: «Ik kom er wel!» Zoodra zijn vader en zijne broeders vertrokken waren, reed hij op een van zijns vaders paarden naar het reuzenhuis in het bosch. Daar nam hij het prachtigste van alle paarden die er op stal stonden, tuigde het sierlijk op en kleedde zich zoo fraai mogelijk. Want kostbare kleêren waren er in dat reuzenhuis ook zeer overvloedig. Zoo reed Geert naar de stad waar eene harddraverij zou zijn. Hij kwam nog juist vroeg genoeg om deel te kunnen nemen aan den wedstrijd en liet zich inschrijven met een vreemden naam. En wie daar dien dag met glans en glorie den prijs won, was niemand anders dan onze Geert. Even onbekend als hij gekomen was vertrok hij, en niemand kon zeggen wie hij was en waar hij tehuis behoorde.
Des avonds, toen zijn vader en zijne broeders tehuis kwamen, was Geert reeds weêr in werkgewaad en op zijne plaats. Op zijn vraag hoe 't met de harddraverij gegaan was, vertelde de vader met groote verbazing, dat een vreemde jongeling met een prachtig paard, dat ook zeer prachtig was opgetuigd, den prijs had gewonnen. Nooit had men een paard zoo snel zien loopen als dat dier. Maar van den berijder wist men niets; niemand kende hem. «Ware ik er maar bij geweest,» zeî Geert, «misschien had ik hem gekend.» - «Nu ja,» zeiden zijne broeders, «jij zoudt vreemde menschen kennen! jij zit immers altijd tehuis.»
Eenigen tijd daarna zou er op eene andere plaats eene harddraverij worden gehouden. Toen Geert verzocht nu eens meê te mogen gaan, kreeg hij als altijd een weigerend antwoord. Nu hield hij zich alsof hij boos werd en daarop beloofde de vader hem dat hij den volgenden keer meê zou gaan.
Maar ook thans nam Geert aan den wedstrijd deel als een onbekende, evenwel met een ander paard, dat ook anders getuigd was, en zelf was hij ook geheel anders gekeed, maar toch was alles weêr even prachtig en schitterend als den vorigen keer. Ook nu won Geert den prijs, waarna hij zich weder als de onbekende verwijderde.
Des avonds was hij weêr tijdig op zijne plaats als boerenknecht en bij de tehuiskomst der anderen was zijne eerste vraag: «Wie heeft vandaag den prijs gewonnen?» - «Ja,» zeî zijn vader, «'t is vreemder dan vreemd. Er is weêr een onbekende jongeling meê gaan strijken.» - «Zeker dezelfde van den vorigen keer,» zeî Geert. «Waarlijk niet,» zeî vader, «deze was geheel anders gekleed en had een geheel ander paard.» - «Dat is merkwaardig,» zei Geert onnoozel.
Weêr eene poos later kwam er nogmaals eene harddraverij. Nu ging Geert met zijnen vader in de sjees op reis daarheen en zijne broeders bleven tehuis. Geert mende het paard en reed het bosch in, den weg op naar het reuzenhuis. «Wat ga je nu doen?» zeî vader. «Een kleinen omweg maken,» zeî Geert. Dit beviel den ouden man niet, maar Geert wist hem toch in zoover te bepraten, dat hij toestond een halfuurtje er aan te wagen, meer niet. Bij het reuzenhuis gekomen, liet Geert zijn vader alles zien wat daar te zien was en zeî toen: «Dit is nu mijn eigendom.» - «Kom, zotteklap!» zeî de vader, «Wij moeten verder reizen.» - «Hoor mij eerst aan,» zeî Geert. «Gij weet, vader, dat de reus die ons stroo kwam stelen, mij heeft meêgenomen; maar ik heb hem gedood en ben daardoor eigenaar geworden van dit huis met alles wat er in is.» Nu vertelde Geert zijnen vader alles zooals 't gebeurd was en de oude man verwonderde zich zeer. In den stal toonde Geert hem de paarden, die de prijzen hadden gewonnen, in een der kamers de prijzen zelf en in een andere de kleêren die hij als berijder had gedragen. De oude man kon nu niet meer twijfelen aan de waarheid van hetgeen Geert vertelde. Zij gingen dien dag niet naar de harddraverij. Aan de broeders van Geert werd nu ook de zaak verteld en toen verplaatsten zij hunne boerderij naar het reuzenhuis in het bosch en daar bleven zij voortaan wonen.

Onderwerp

AT 0530 - The Princess on the Glass Mountain    AT 0530 - The Princess on the Glass Mountain   

ATU 0530 - The Princess on the Glass Mountain.    ATU 0530 - The Princess on the Glass Mountain.   

Beschrijving

Een boer heeft drie zonen, waarvan de jongste, Geert, onnozel is. Als op een dag blijkt dat er stro uit de schuur gestolen wordt, wordt besloten dat er in de schuur gewaakt moet worden. De oudste twee zonen houden als eerste de wacht en zien hoe 's nachts een enorme voet door het dak komt en een enorme hand vijf bossen stro meeneemt. Als de jongste de wacht houdt, verbergt hij zich in een bos stro en laat zich meenemen door de reus, die de bossen in zijn huis bij de haard legt en in slaap valt. Geert doodt de reus en verkent het huis. Hij treft er mooie paarden, rijtuigen en rijbenodigdheden die aan. Thuis vertelt hij niets van zijn avontuur. Zijn vader en zijn broers gaan dikwijls naar de harddraverij terwijl Geert thuis op het vee moet passen. Geert besluit stiekem deel te nemen met een van de paarden van de reus. Hij wint de wedstrijd. Als Geert een keer mee mag naar een harddraverij, brengt hij zijn vader niet naar de drafbaan, maar naar het huis van de reus en vertelt hem dat hij heeft meegedaan aan de wedstrijden. Het gezin verhuist van de boerderij naar het reuzenhuis.

Bron

Waling Dykstra: Uit Friesland's volksleven van vroeger en later: volksoverleveringen, volksgebruiken, volksvertellingen, volksbegrippen. Leeuwarden [1896], deel 2, 21-25.

Motief

P251.6.1 - Three brothers.    P251.6.1 - Three brothers.   

L101 - Unpromising hero (male Cinderella).    L101 - Unpromising hero (male Cinderella).   

L10 - Victorious youngest son.    L10 - Victorious youngest son.   

G111 - Giant ogres possess castle.    G111 - Giant ogres possess castle.   

G512.1.2 - Ogre decapitated.    G512.1.2 - Ogre decapitated.   

Commentaar

1896

Naam Overig in Tekst

Geert    Geert   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20