Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

DYKFRIES2038 - Nooit bang

Een sage (boek), 1896

Hoofdtekst

Nooit bang.

Het geloof aan spoken en duivelverschijningen met alles wat er aan vast is heeft een overgangstijdperk gehad, dat zal zijn ingetreden toen de denkbeelden omtrent het oude volksbijgeloof, door Balthazar Bekker en anderen aan het licht gebracht, zich van lieverlede onder het volk begonnen te verspreiden. Men kon dat oude geloof zoo maar niet in eens laten varen. Nog in mijne jeugd waren er velen die ronduit verklaarden volstrekt niet biigeloovig te zijn, maar er was toch wel iets, meenden zij, dat zich niet liet wegredeneeren. Men vertelde dan: «Mijn vader heeft het zus en zoo beleefd; mijn oom heeft deze of die geheimzinnige ontmoeting gehad; een kennis mijner tante heeft dit of dat onverklaarbaars ondervonden.» Steêvast werd daar dan aan toegevoegd: «Dat waren in 't geheel geen leugenachtige menschen, ver van bijgeloovig.» - Dat geesten van afgestorvenen 's nachts op bepaalde plaatsen kwamen spoken werd als bijgeloof verworpen, maar het bestaan van den persoonlijken duivel viel, meende men, niet te ontkennen, omdat de Heilige Schrift daarvan duidelijk genoeg melding maakte. Toch waren er ook helden, die driestweg durfden zeggen: «Als er een duivel is wil ik hem wel eens zien. Ik vrees hem niet, eenvoudig omdat hij niet bestaat. Ik ben nooit bang al bevind ik mij in het holle van den nacht moederziel alleen op eene eenzame plaats, men moge er van vertellen dat het er spookt of niet.»
Zulk een held was een zekere schoenmaker te Franeker, ten tijde toen daar de hoogeschool bloeide. Werd er gesproken over spokerij, voorgespens, ontmoetingen met den duivel of zoo iets, dan beroemde de baas draadtrekker er zich op, dat hij van dat alles niets geloofde en nooit bevreesd werd. Eenige studenten besloten zijn heldenaard op de proef te stellen. Zij gingen eene weddenschap met hem aan. Hij moest een nacht in de kerk doorbrengen in de onmiddellijke nabijheid van een doodkist met een lijk er in, en om de weddenschap te winnen, mocht hij nooit kleinmoedig worden, er gebeurde wat er gebeuren wilde.
Dat een doode, na gekist te zijn, tot den dag der begrafenis in de kerk werd geplaatst, was iets dat vroeger wel meer plaats greep.
De schoenmaker werd 's avonds te elf uren door de heeren naar de kerk geleid. Teneinde zich niet te vervelen had hij eenige paren oude schoenen, die gelapt moesten worden, benevens het noodige gereedschap en leder meêgebracht. Naast de doodkist ging hij zitten schoenlappen bij het licht eener vetkaars; zoo werd hij alleen gelaten. Een poosje ging alles goed; maar zoodra op de klok in den toren de laatste slag van middernacht was gevallen, werd het deksel der kist halfweg afgeschoven, de doode rees op en plaatste zich in zittende houding. De schoenmaker, zonder in het minst bevreesd te zijn, zeide: «Wat zullen we nu hebben? Hoor eens! die dood is moet dood blijven.» Meteen gaf hij met zijn schoenmakers-hamer den gewaanden doode een slag voor het hoofd, die dezen achterover deed zijgen.
Do schoenmaker had de weddenschap gewonnen, maar een der studenten zijn leven er bij verspeeld.

Onder de studenten te Franeker was eens een flinke forschgebouwde jongeling, die snoefde op lichaamskracht niet alleen, maar ook op zijn ongeloof aan spoken en duivelarij. Voor iets van dien aard zoude hij nooit bevreesd kunnen worden. Onder zijne kameraden waren er, die hieraan twijfelden. Tien hunner kwamen met elkander overeen, de proef te nemen. Aan een kleêrmaker in de stad droegen zij op om voor ieder hunner een gelijk pakje te maken, waarmede zij zich als duivelen konden vermommen. Natuurlijk werd de snijder tot stipte geheimhouding verplicht, maar met dat al weet men dikwijls niet hoe een geheim kan uitlekken. Ik weet ook niet hoe de student, dien men wilde bang maken, er achter kwam, maar hij kwam er achter. En nu wist hij den kleêrmaker wel te bepraten om ook voor hem een pakje te maken, geheel gelijk aan de andere tien. En dit mocht de baas nu om niets ter wereld aan de andere heeren verklappen.
Alles kwam op tijd gereed. En toen de student op zekeren avond met voldoenden grond een bezoek van tien duivelen op zijne kamer verwachtte, stond hij - ook in duivelskostuum - achter de kamerdeur hen af te wachten. Het duurde niet lang of zij kwamen den trap op. En toen zij nu achter elkander de kamer binnen stapten, voegde de bewoner zich ongemerkt in hun midden. Tien stoelen waren er op de kamer, daar was voor gezorgd, - maar geen elf. De zwarte mannen namen plaats, maar één moest blijven staan. Onwillekeurig ging ieder voor zich aan het tellen en men ontdekte, dat er geen tien maar elf personen aanwezig waren. Vanwaar die elfde? Sommigen der heeren maakten zich beangst en dachten: de elfde zou wel eens de duivel in eigen persoon kunnen zijn. Maar wie hij dan was kon men onmogelijk weten, want voor't uiterlijke waren allen gelijk. Veel tijd om zich hierover te kwellen werd hen niet gelaten. De kaars die op de tafel stond te branden werd uitgeslagen zonder dat men zag wie dit deed. De student, dien men had willen bang maken, begon nu klappen uit te deelen, rechts en links. Er ontstond eene verwarring van belang. Ieder zocht naar den uitgang der kamer en de heeren kwamen, de een na den ander, den trap af op eene wijze, die zeker geen verstandig mensch voor de verkieslijkste zou kunnen houden.

Onderwerp

AT 1676 - Joker Posing as Ghost Punished by Victim    AT 1676 - Joker Posing as Ghost Punished by Victim   

ATU 1676 - The Pretended Ghost    ATU 1676 - The Pretended Ghost   

AT 1711* - A Wood-cutter does not Fear the Dead    AT 1711* - A Wood-cutter does not Fear the Dead   

ATU 1711* - The Brave Shoemaker    ATU 1711* - The Brave Shoemaker   

VDK 1676G* - De dertiende duivel    VDK 1676G* - De dertiende duivel   

SINAT 0942* - Die vermeintlichen Geister (Teufel) betrogen    SINAT 0942* - Die vermeintlichen Geister (Teufel) betrogen   

Beschrijving

Twee voorbeelden van mensen die nooit bang zijn.

Een schoenmaker in Franeker is nooit bang. Hij wordt door studenten uitgedaagd dit te bewijzen: hij moet een nacht in de kerk doorbrengen bij een doodskist met een lijk erin. De schoenmaker durft het aan. Om de tijd door te komen heeft hij enkele schoenen en gereedschap meegenomen om te kunnen werken. Om middernacht opent de kist en gaat de dode rechtop zitten. De schoenmaker is niet bang, maar vraagt wat dit te betekenen heeft: wie dood is, moet dood blijven. Hij geeft het lijk een slag met zijn schoenmakershamer. De schoenmaker wint de weddenschap, een van de studenten heeft zijn leven met deze grap verspeeld.

Een student uit Franeker is niet alleen sterk, maar ook nergens bang voor. Tien medestudenten willen een grap met hem uithalen en vragen de kleermaker tien duivelspakken voor hen te maken. De student die het doelwit is, hoort echter van het plan en vraagt de kleermaker voor hem eenzelfde pak te maken. Als de tien studenten verkleed als duivel in de kamer van de student komen, voegt hij zich stiekem bij hen. Hij heeft ervoor gezorgd dat er een stoel te weinig is. De studenten gaan aan het tellen en merken dat er een elfde duivel is. Plots gaat het licht uit en worden er klappen uitgedeeld. De grappenmakers stormen het huis uit.

Bron

Waling Dykstra: Uit Friesland's volksleven van vroeger en later: volksoverleveringen, volksgebruiken, volksvertellingen, volksbegrippen. Leeuwarden [1896], deel 2, 100-102

Plaats van Handelen

Franeker    Franeker   

Kloekenummer in tekst