Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

VODA_005_01

Een sage (mondeling), 1974 - 1975

Hoofdtekst

Mijn vader as as landarbeider, as boereknecht, zal ik maar zeggen, heb die es in Schinnen gewerkt. En toen was ie nog jong kerel en dus toen was ie nog maar een heel jong broekie en die is in achttien zoveel 1878 geboren. Nou eh, het was nog maar een broekie toen dus het was nog in het jaar achttienhonderd geweest nog. En toen werkte die op een heule grote boerenhoeve in Schinnen. En dat war de rijkste boer van heel Schinnen. Hij had meer knechten. Och dat was een van de rijkste hoeves in heel Schinnen, zeg maar gerust de rijkste, werkte ie. En op een nach lag die in bed en die vrouw van die boer, die had dat, al dat geld van die man, die boerenman dan, die had dat geld weer van zijn ouders geërfd. En de ouders van hem hadden het weer van opa. Maar die was heel arm, die was straat en straat en straatarm geweest. En in een keer was die familie schat en schatrijk. Daar ging het verhaal van dat ie op een avond in huis zat en dat ie geen centen meer had en dat ie zei ‘Godver’ hier en daar en, en, en, en hoe moet dat nou verder en zo zat ie he. En in ene keer was de deur, ging de deur open, bij die ouwe grootvader dan. Dat het vader nie meegemaakt he, dat hoorde vader van vertellen. Was de deur opengegaan en toen was een heer binnengekomen. En hij had gezegd als je mijn dienaar wil zijn krijg je geld. En toen zei die: “Al ben je de Satan in eigen persoon”, zeg die, “ik zal je dienen en volgen waar je wil”, zeg die. “Dan heb jij nooit geen armoe meer”, zei die vent en ging deruit. En hij dacht ‘ja, met al dat ouwehoeren heb ik nog niets’ dach die vent, die had geen rooie cent he. En, en, en die volgende dag gaat hij naar de stal in stond er een hele grote mand vol geld. Mand vol, mangel vol. Bij die normaal koolrapen dan rapen in dee, stond vol geld. En hij kon, zegge ze, is ging het verhaal, uit die mand kon uitgeven zoveel as ie wil, as ie wou die mand die kwam toch nie leeg. Maar toen zei die wel “oneerlijk verkregen good kumt neet in der trieten blood”, zei die. Oneerlijk verkregen goed komt niet in de derde generatie, he. Dat ha die vent gezegd die bij hem was. “Du bist zo rijk as oe wilt en ooch oe kinderen” hij zei, “maar dit oneerlijk verkregen good”, zei die, “kumt neet in et triete blood” en toen had die de deur dichtgekletscht, geklapt, gekletscht he.
Maar mijn vader werkte dus bij het derde geslach. Da was al het derde geslacht waar mijn vader werkte. En die waren nog rijk. En toen ging dat verhaal al altijd, dee da verhaal de rondte en en da dat eh, dat die voorouders niet goed aan dat geld gekomme waren en dat er een verhaal van een duivel was dan en eh opa geld gegeven had en enzovoorts. Maar die mensen die, die, die hadden die erfenis gehad maar die hadden geen zak meer waar geld in was. Dat hadde die niet meer.
En toen op een nacht, toen werd vader opgetrommeld uit het bed zei die, en nog een hele boel. En toen luidde die kerkklokken in Schinnen en zei die “gauw gauw der’s branje in, in, in schuur, de schuur staat in de brand. En die hadden och zoveel koeien. Die hadden meer as veertig koeien lopen, ik weet hoeveel koeien die mensen hadden. Alles stond in de fik, alles stond in de fik. En vader en die andere knechten, iedereen er naartoe. “Ik as jong broekie” zag vader “stond een bietje voorop”. En ze hielpen nog mee met emmers en met rotsen en met alles wat bluste wat te blussen was he. En die vrouw van die boerderij schreeuwend en gillend rondlopen, die boerenzoon ook he. Ja, in godsnaam we laten het weer opbouwen en zo he. En, en, nou die boerderij brande haast totaal af he. Der bleef maar een keuken meer staan en ook een klein opschuurke, zei pap, en de rest was afgebrand. Nu waren centen waren er. Die boerderij werd weer opgetrokken en vader bleef op die boerderij werken want dar was nog meer werk. Moest gebouwd worden er moesten stenen aangesleept, moest alles en die boerderij werd nog mooier as die as geweest was.
Die boerderij was weer opgetrokken, stond goed in de wei, was nieuw, branden die weer af. Was de tweede keer dat die afbrandde. Werd weer opgetrokken voor de derde keer, lagen alle koeie schmorges kapot in de stal, allemaal. Hebben ze de deken gehaald van Schinnen. Toen leefde de deken van Schinnen, in die tijd was in Schinnen en deken. Hebben ze de deken gehaald, en die kwam. Die had de hele stalle gezegend, alles gezegend. Was geen koe meer over. De koestal was leeg. Overal met de zegen was derheen gegaan. En toen zei die: “Nou zal het wel goed zijn”.
Hebben ze de boerderij opnieuw opgebouwd. En der was een boerendochter en die heete Betje, en die was niet zoas de anderen, geen honderd procent. En die hadden ze in Venray laten doen. In het, in het gekkenhuis in Venray, die boerendochter. En die jongen die eh deed dan het boerenbedrijf he.
Hebben ze die boerderij drie keer opgebouwd, drie keer is de hele boerderij afgebrand. En op het laatst die boeren Betje, die Betje van Venray, heb ik es gezien, heb bij mijn moeder in Hoensbroek koffie gedronken, heel oud vrouwtje was boeren Betje, en, van het derde geslacht dan he. En de, der kwam een hele ouwe vrouw en toen zeg mam: “As dat Betje niet is”’ en ze werd helemaal wit. Ik zeg: “Wie is Betje?”. Ze zeg mam: “Ja, dat verhaal praten we liever niet over wa pap”, en zeg pap: “Ja, ken’t ze trouwtje wel es vertellen”. “Dar kum Betje”, zei mam en mam maakte de deur ope en zeg “Dag Betje”. “Kent ger mich?”, zei die ouwe vrouw. En toen zei mam wie ze was. Nou hebben die twee vrouwen hebben samen gejankt. En Betje, die heb bij ons koffie gedronken en boterham gegeten. Die zijn zo arm geworden dat ze gingen bedelen. Die hebben de schuur nie meer opgebouwd. Toen hadden ze ook geen centen meer. Betje ging zich wat vragen langs de deur. Want toen werd bekend gemaak dat van grootvader op grootvader was het gezeg, eh, onrechtvaardig verkregen good, kumt nee in ut trieten blood, viels in ut trieten blood, zei die. Die zijn zelf werkmannen geworden.

Onderwerp

SINSAG 0881 - Der Teufelsvertrag. Mann schliesst einen Vertrag mit dem Teufel, welcher ihm bei seiner Arbeit Hilfe leistet.    SINSAG 0881 - Der Teufelsvertrag. Mann schliesst einen Vertrag mit dem Teufel, welcher ihm bei seiner Arbeit Hilfe leistet.   

Beschrijving

Een arme boer heeft ooit een pact gemaakt met een vreemdeling. Hij zou de man dienen en in ruil daarvoor zou de boer zo rijk zijn als hij wilde. Ook de kinderen van de boer zouden van deze rijkdom profiteren maar niet de derde generatie.
Bij de derde generatie vloog de boerderij in brand. Ze hebben de boerderij drie keer opnieuw opgebouwd en telkens brandde het weer af. Toen hadden ze geen centen meer en waren ze gedwongen om te bedelen.

Bron

Radio-uitzending Vonken onder de As (NOS)

Motief

G303.21 - The devil‘s money.    G303.21 - The devil‘s money.   

Naam Overig in Tekst

Betje    Betje   

Naam Locatie in Tekst

Schinnen    Schinnen   

Venray    Venray   

Hoensbroek    Hoensbroek