Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

DYKFRIES2271 - Weêrtekens

Een sage (boek), 1896

Leonardo_Diffusion_XL_a_realistic_color_photo_of_a_man_looking_0.jpg

Hoofdtekst

De friesche landlieden teekenden voorheen in den almanak sommige dagen aan, die zij <<merkeldagen>> noemden. De volksmeening was, dat het weder op zulke dagen besliste over dat der volgende weken. Zoo zegt men nog: <<Lichtmis donker, dan wordt de boer een jonker. Lichtmis licht, dan wordt de boer een knecht.>> - En bij velen staat het vast: als het op Sint Jan (24 Juni) regent, dan regent het veertig dagen aaneen, wat eigenlijk zeggen wil, dat er onder die veertig dagen geen enkele geheel zonder regen zal zijn.

Evenzoo, als het regent op Sint Margriet (20 Juli) dan kan men rekenen op natte dagen, zes weken aaneen. Daarom noemde men deze heilige dan ook p . . Margriet. Als Sint Lourens het hoofd goed staat, houden wij mooi weêr. Wanneer het op 10 Augustus fraai weder is, kan dit wel eenigen tijd stand houden. - Is het weder eene poos zoo wisselvallig en veranderlijk, dat het zich aan geenerlei regel schijnt te houden, dan zeggen de weêrprofeten nog: <<Alle oude merken zijn uit>>, alle vaste teekens, waarnaar men gewoonlijk omtrent de toekomst van het weder iets kan bepalen, zijn thans feilbaar.
Begint de winter met quatertemper, hij zal tot quatertemper duren. - Wanneer op Allerheiligen de zon schijnt, is er een open winter te verwachten. Vriest het op Allerheiligen dan heeft men op Kerstmis sterk ijs. Op Allerheiligen (1 November) en op Sint Stefanus ( 2e kerstdag ) is het weder gelijk. - Een der oude gezegden is ook: Een groene Kerstmis geeft een witte Paasch. Is de winter zoo zacht, dat op Kerstmis de weilanden groen zien, dan zal in het vroege voorjaar, dus ook op Paasch, het veld met sneeuw bedekt zijn. - Mist heeft vorst in de kist, zegt het spreekwoord, en als het mistig is komt er honderd dagen later een vorstige nacht; maar anderen voegen er bij: <<Of is de faer fan onwaer>> of is de vader van onweder, d. i. van onstuimig weder.
Wanneer eikenhouten meubelen zacht knappen, heeft men in den winter vorst, in den zomer droogte te verwachten. Kraken des winters de in het water liggende schepen, dit voorspelt strenge vorst. - Wanneer in den laten herfst de spinnen verdwijnen, zal het gaan vriezen. Ook wanneer men des winters een put in de open lucht ziet walmen. - Hoe meer sterren men 's avonds ziet, hoe strenger het vriest. - In den laten herfst roode vlekken op het borstbeen van een gekookten of gebraden eendvogel, voorspellen een winter met vorst. Zitten ze op 't voorste deel van het been, dan wordt de voorwinter, op 't achterdeel, dan wordt de nawinter vorstig. Is het been vlekkeloos, dan komt er een zachte winter.
Verdere teekenen van koude en vorst zijn: het blauw branden van een turfvuur; het nederdalen – binnenshuis - van spinnen in den winter; het samenscholen der leeuwrikken in troepjes op het veld of in de vlucht. Dit laatste kondigt strenge koude aan. - Als bij het malen van koffie het maalsel in den molen ronddwarrelt, beduidt dit harden wind of koude.

Vriest bet ruig, dat is, wanneer alles met ijzel wordt bezet, dan is de vorst niet aanhoudend. - Gaat de zon in den winter achter een bank onder, dan komt er sneeuw. Zoo ook wanneer op stal staande koeien met de pooten op het stalhout kloppen.
Zijn 's winters bij vriezend weder de eenden en tamme ganzen rustig, dan zal de vorst aanhouden; maar beginnen zij leven te maken en over 't veld te vliegen, dan is er verandering van weder ophanden. - Ziet men in het voorjaar de kieviten bij troepjes samenscholen en komen zij in de nabijheid van bewoonde huizen, dan blijft de koude aanhouden. Doen zij dit in den herfst, dan is de winter in aantocht. - Overwintert bier een ooievaar, dan zal de winter zacht zijn.
Wanneer de kwartiermaan achterover ligt als een schuitje, noemt men haar een sleêjager, omdat zij een vorst voorspelt, die het ijs sterk genoeg zal maken om er op te rijden met paard en slede. Staat zij recht op haar punt, dan voorspelt zij regen en men noemt haar een pisser. - Bij verandering van de schijngestalte der maan kan er licht verandering van weder komen; staat de vorst een dezer veranderingen door, dan houdt zij zich minstens nog eene week staande en kan ook verder doorgaan. - Als de eene maan het weder aan de andere overgeeft, komt er geen einde aan. Dit wil zeggen: als bij verandering der maangestalte het weder niet verandert, blijft het daarna lang aaneen gelijk. - Met nieuwemaan moet de wind veranderen of de wereld zoude bersten.
Voorteekenen van dooiweder zijn: het bulderen van den wind op den schoorsteen; een ruwe lucht, een kring om de zon of om de maan. - Wanneer het water in den theeketel op het vuur de kookhitte nadert en dan behagelijk zingende zachtjes raast, dit beteekent ook dooiweêr. - Beginnen in het vroege voorjaar de mollen te wroeten, dan zal de winter spoedig aftrekken.
Op den avond van den eersten kerstdag legt men vóór het naar bed gaan twaalf verschgesneden uienschijfjes op een rij naast elkander en op ieder een klein hoopje zout. Zij stellen de twaalf maanden voor; de eerste in de rij is Januari, de tweede Februari, enz. Den volgenden morgen kan men zien in welke maanden van het aanstaande jaar er droogte of nat weder zal zijn. Is het hoopje zout droog gebleven, dat beteekent droogte in die maand waarop het ligt; is het gesmolten, dat voorspelt vochtig weder. Het zout kan ook half of iets meer of minder dan half gesmolten zijn; dit duidt afwisseling van nat en droog weder aan,

Sneeuw die in Maart valt is eene andere soort dan de gewone. - Maartsch sneeuwwater wordt als oogwater gebruikt. - De protestanten vertellen onder elkander dat voor het wijwater hetwelk de katholieken gebruiken, uitsluitend maartsch sneeuwwater wordt gekozen. - Maart heeft, zeggen de Amelanders, negen mooie dagen, Februari zeven. Anderen weten dat in Juni altijd eenige koude dagen komen. Ook heeft men opgemerkt, dat er in een jaar slechts drie zaterdagen komen, waarop de zon niet schijnt. Dit stemt echter niet overeen met het oude rijmpje: Er is geen zaterdag in het jaar, of de zon schijnt eens helder en klaar.
Met den vrijdag wil aanhoudend slecht weder wel eens verbeteren. - Zulk vrijdagsweêr, zulk zondagsweêr. - Komen op vrijdag reizende scharenslijpers door het land, dan wil het gaan regenen.
Een ring om de zon, daar schreien vrouw en kinders om (omdat er veel slecht weder op volgt), een ring om de maan kan spoedig vergaan. - Wanneer op den middag de zon straalt of schoort, is er regen te verwachten. - Licht er een balk voor de zon, d. i. een wolk, die alleen het onder- en bovengedeelte der schijf zichtbaar laat, dan zullen er eenige nattige en winderige dagen komen. - Gaat de zon onder in een fuik, d. i. loopen er van het oosten naar het westen strepen door de lucht, uitgespreid als een fuik in wier punt de zon ondergaat, dan komt er binnen drie dagen regen. - Schijnt er 's avonds een vreemde zon of bijzon, d. i. een gedeelte van een regenboog nabij de in 't westen dalende zon, dan heeft men aanhoudende droogte te verwachten. Schijnt de vreemde zon des morgens, dan komt er regen en wind. - Als 't regent en tegelijk de zon schijnt, zijn de heksen aan het pannekoekbakken. Anderen zeggen: dan is 't kermis in de hel.
Zeevogels op den bouw (het bouwland), het weêr getrouw. Zeevogels op het grien (groen, weiland), het weêr gemien (gemeen, slecht). Ook: zeevogels op de greide, wil regen bereide. Zeevogels op den bouw, 't geeft weêr in betrouw (vertrouwbaar). - Als de Harlinger burgers (zeemeeuwen), ook wel Amelander hennen genoemd, in het land komen, is er onstuimig weder te verwachten.
Roept de koekoek vóór den eersten Mei, dit voorspelt een vroegen zomer. Maar op den eersten Mei moet hij roepen, indien hij 't niet vroeger gedaan heeft. - Zingt de huiszwaluw reeds bij het aanbreken van den morgen, dan kan men een mooien dag verwachten. Kweelen deze diertjes des morgens slechts weinig, dan
wordt de dag niet helder.

Zwijgen zij geheel, men verwachte regen. Als in den zomer de zwaluwen laag vliegen, komt er regen. - Duiven en kippen, zich voor den regen verschuilende, zeggen ons: het is een losse kortstondige bui. Laten deze vogels zich onbekommerd nat regenen, dan is het een regen voor den geheelen dag. - Rustig, hoog in de lucht drijvende ooievaars brengen fraai weder meê. - Als de weêrlammertjes blaten is er noordenwind en bijgevolg goed weder te verwachten. Des zomers bij laten avond, wanneer 't reeds schemerdonker is, hoort men soms op een afstand, verder dan men zien kan, over het veld een geluid als het zacht geblaat van een lam of geit. Velen hebben de diertjes, die dit geluid maken, nooit gezien en vertellen elkaâr dat het weêrlammertjes zijn. In waarheid zijn het watersnippen, die snorrend door de lucht vliegen, maar niet in de nabijheid van menschenwoningen komen.
Als bij aanhoudende droogte de kikvorschen beginnen te kwaken, komt er regen. Anderen voorspellen uit het gezang dezer friesche nachtegalen droogte en noordenwind. - Komen na een donderbui de kikkers voor den dag, dan zal het onweder niet dadelijk op nieuw beginnen. Kwaken zij gedurende een onweder steeds door, de bui zal spoedig afzakken; zwijgen zij, dan houdt het weder aan. Doodt men een kikvorsch, dan komt er regen.
Als een hand of kat gras vreet, komt er regen, en laat het vee in de weide een onrustig geloei hooren, dan volgt er onstuimig weder, evenzoo na buitengewone luidruchtigheid van spelende kinderen, vooral van doofstommen. - Een zware blauwe bank in het noorden geeft na drie dagen regen. - Eene ster, nabij de maan, voorspelt onstuimig weder; zoo ook wanneer de weêrhaan op den toren heen en weder en soms snel in het rond draait. - Verder wordt er regen voorspeld als het <<leeft>> op het veld, als nl. de lucht beeft en golft bij warmen zonneschijn; als uit den schoorsteen eener smederij of bakkerij de rook nederslaat, en ook wanneer 't eene oude vrouw onder de kousebanden jeukt.
In kale boomen donder, dit geeft een weêr van wonder, nl. ruw, onstuimig weder. - Komt aan den zeekant een onweêrsbui op, terwijl in zee het getij afloopt, dan zal de bui afzakken. Bij een opkomend getij komt de bui over en barst los. - Heeft het na een onweder niet gewaaid, dan is het niet afgewaaid, en het komt spoedig terug.
Als iemand bij een onweder hard loopt, slaat de bliksem hem in de hielen.

Na de hondsdagen komen drie kattedagen, nog meer te vreezen dan hunne voorgangers, die algemeen in een slechten reuk staan, wegens hunne onvastheid van karakter.
Noorderstof, daar komt mooi weêr af. Op een stofregen uit het noordwesten volgen zonneschijn en eenige mooie zonnige dagen. - Ziet men meermalen op eenen zomerdag windhoozen in de lucht, dan volgen eenige mooie dagen. - 's Morgens de dageraad rood, 's avonds water in de sloot. 's Avonds de lucht rood, 's morgens mooi weêr aan boord. - Als er zomerdwarrelwindjes waaien, is het weder onvast. - Als bij zomerdroogte de riet- en stroohalmen knappen, is de droogte aanhoudend.
Is in het voorjaar des morgens de wind zuidoost, dan is hij des avonds noordoost. - Zoo de wind op Paasch waait, zoo waait hij tot aan Pinkster. - In sommige streken van Friesland noemt men den melkweg aan den hemel de windstreep, aan welken men des avonds ziet uit welken hoek des anderen morgens de wind zal waaien. De richting dezer streep langs het hemelgewelf des avonds, wijst de richting van den wind voor den volgenden morgen aan.

Onderwerp

TM 4001 - Weerregels    TM 4001 - Weerregels   

Beschrijving

Beschrijving van verschillende 'weertekens': gebeurtenissen, dieren, rijmpjes en andere dingen die werden gebruikt om het weer te voorspellen.

Bijvoorbeeld zogenaamde 'merkeldagen': vaste dagen in het jaar, die het weer voor de volgende weken zouden bepalen. Dagen van Heiligen waarop het weer voor daarna wordt voorspeld. Hoe streng of zacht de winter zal worden. Hoe lang de vorst zal aanhouden. Hemellichamen waaraan het weer kan worden afgelezen. Tekens waaraan men kan zien dat het binnenkort zal gaan dooien. Maanden van het jaar die specifiek weer kunnen hebben. Dagen van de week waaraan het weer kan worden afgelezen. Wanneer men wind kan verwachten, hoe sterk en vanuit welke windrichting. Zeevogels en andere vogels aan de hand waarvan het weer kan worden voorspeld. 'Weêrlammertjes', die men in tijdens de schemer kan horen, maar niet kan zien. Wat het kwaken van de kikker kan betekenen voor het weer. Wanneer men regen en onweer kan verwachten. De betekenis van honds- en 'kattedagen'. Overige weertekens.

Bron

Waling Dykstra: Uit Friesland's volksleven van vroeger en later: volksoverleveringen, volksgebruiken, volksvertellingen, volksbegrippen. Leeuwarden [1896], deel 2, p. 244-249.

Naam Overig in Tekst

Lichtmis    Lichtmis   

Sint Jan    Sint Jan   

Allerheiligen    Allerheiligen   

Sint Margriet    Sint Margriet   

Sint Lourens    Sint Lourens   

Sint Stefanus    Sint Stefanus   

Kerstmis    Kerstmis   

Pasen    Pasen   

Amelanders    Amelanders   

Harlinger    Harlinger   

Amelander    Amelander   

Melkweg    Melkweg   

Margriet    Margriet   

Naam Locatie in Tekst

Friesland    Friesland