Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

BYLEFT10 - Tafeltje dek je

Een sprookje (boek), 1978

Melding:

Bestand met auteursrechtelijke informatie of extreme facetten.
De inhoud is afgeschermd, en kan alleen worden geraadpleegd op het Meertens Instituut, of met een account.

Hoofdtekst

Tafeltje dek je
Er was eens een kleermaker, die drie zoons had. Het waren aardige jongens, die hun vader veel werk uit handen namen en de kleermaker hield veel van hen. 's Avonds, als het werk gedaan was, zaten ze met z'n vieren bij elkaar en praatten en dronken wat, tot het tijd was om te gaan slapen.
Op een warme zomeravond schonk de kleermaker zijn zoons een extra glas appelwijn in en zei: "Ik vind het vervelend om erover te moeten beginnen, maar het wordt tijd dat jullie eens een ander vak gaan leren. De kleermakerij is geen vetpot meer en ik verdien niet genoeg om ons allemaal te kunnen onderhouden."
"U hebt gelijk, vader," zei de oudste zoon. "We hebben er zelf natuurlijk ook al over gedacht. Ik denk dat ik maar meubelmaker word."
"En ik molenaar," zei de tweede zoon.
En de jongste liet weten dat timmerman hem wel een mooi beroep leek.
"Nou, dat is dan geregeld," zei de kleermaker. "Zoeken jullie ieder maar een baas, die je het vak kan leren."
En hij stond op om de luiken te sluiten voor de nacht.
De volgende dag gingen de drie jongens de wijde wereld in. De oudste kwam terecht bij de beste meubelmaker van het land en werkte drie jaar lang heel hard.
Toen zei de meester tegen de leerling: "Nou jongen, méér kan ik je niet leren. Je bent goed gezelschap geweest - en daarom wil ik je iets geven, voor je weggaat. Je zult er veel plezier van hebben."
En hij wees op een onopvallend houten tafeltje, dat in een hoek van het rommelige atelier stond.
De jongen wist niet goed wat hij moest zeggen. Wat was dat nou voor een cadeau!
"Zo te zien niet veel bijzonders hè?" lachte de meubelmaker. "maar dat lijkt maar zo. Als je roept `Tafeltje Dek Je!' dan wordt er door een onzichtbare hand een keurig tafellakentje overheen gelegd en daarop verschijnt dan het heerlijkste eten en drinken, dat je je maar kunt voorstellen."
"O wat goed, baas! Dank u wel!" riep de jongen blij. Hij nam het tafeltje op zijn rug en na een hartelijk afscheid ging hij op weg naar huis.
Het was een vermoeiende reis. De stoffige landweg slingerde zich door bossen en velden en de lucht was zwaar van alle geuren, die de late zomer met zich meedraagt. Toen de avond viel, ging de jongen een herberg binnen en vroeg of er nog een plaatsje voor hem was.
"Plaats wel," antwoordde de waard. "Maar het eten is op. Het was nogal druk vanavond en u bent een beetje laat."
"O, maar voor mijn eten zorg ik zelf wel," zei de jongen. Hij zette zijn tafeltje midden in de gelagkamer neer en riep: "Tafeltje Dek Je!"
Dadelijk verschenen de dampende schotels met gebraden kip, goudgeel gebakken aardappeltjes, geurige appelmoes en glanzende diepblauwe druiven. De jongen schoof aan en begon te smullen.
De waard wist niet wat hij zag. Zodra er een schotel leeg was, kwam er een volle voor in de plaats! Zo'n kok zou hij best in zijn herberg kunnen gebruiken!
's Nachts, toen iedereen sliep, sloop hij naar de zolder, waar een tafeltje stond dat er net zo uitzag als het wondertafeltje. Stilletjes wisselde de waard de twee tafeltjes om. De jongen sliep zó diep, dat hij er niets van merkte. De volgende dag betaalde hij blijmoedig zijn logies, nam het tafeltje op z'n rug en ging weer op weg.
In de namiddag kwam hij thuis.
"Dag vader! Ik ben meubelmaker geworden. En ik heb iets voor u meegebracht. Een wondertafeltje!"
En opgewonden vertelde hij zijn vader van de wonderbaarlijke toverkracht, die het tafeltje bezat.
"Is het eerlijk, jongen?" riep de kleermaker uit. "Maar dat is geweldig! Je houdt me toch niet voor de gek?"
"Welnee. Kijkt u maar. Tafeltje Dek Je!"
Maar... er gebeurde helemaal niets. Hoe de jongen ook riep, het tafeltje bleef leeg. Toen begreep hij, dat iemand in de herberg zijn tafeltje voor een ander verwisseld moest hebben.
Hij probeerde het zijn vader uit te leggen, maar die mompelde: "Moet je je ouwe vader nou zó in het ootje nemen. En dat, terwijl je nèt thuis bent. Dat valt me van je tegen, hoor."
En hoofdschuddend ging hij de trap op naar de slaapkamer, terwijl zijn zoon nog lang voor zich uit bleef staren en zich afvroeg, of hij zijn tafeltje ooit nog terug zou zien.
Intussen zei de beste molenaar van het land tegen de tweede zoon: "Je leertijd is voorbij. Omdat je zo goed je best hebt gedaan, krijg je een ezel van me cadeau. En niet zomaar een ezel! Als je roept: `Ezeltje Strek Je!' dan rollen er honderd goudstukken onder z'n staart vandaan."
Nou, dat was natuurlijk niet mis. De jongen bedankte zijn baas hartelijk en ging met zijn ezel op weg naar huis. Toevallig kwam hij 's avonds in dezelfde herberg terecht, waar zijn broer zijn wondertafeltje was kwijtgeraakt.
"Kan ik hier vannacht logeren, waard?"
"Als je geld bij je hebt wel," was het antwoord.
"Geld is geen probleem," lachte de jongen. "Nee, mijn ezel zet ik zelf wel in de stal."
Dat vond de waard een beetje vreemd. Iemand voor wie geld geen probleem was, zou toch zeker zelf niet voor zijn lastdier zorgen? Nieuwsgierig sloop hij de jongen achterna en gluurde door een spleet in de staldeur.
"Ezeltje Strek Je!" klonk het... en ogenblikkelijk tilde de ezel zijn staart op, om een stroom goudstukken tussen het hooi en de mest op de smerige stalvloer te laten vallen!
"Goeie genade," mompelde de waard achter de deur. "Zo'n portemonnaie zou ik best in mijn zaakje kunnen gebruiken. Gelukkig heb ik nog een ezel, die precies op deze lijkt."
En 's nachts, toen iedereen sliep, sloop de waard naar de stal en ruilde de twee ezels om, zonder dat iemand het merkte. De volgende morgen ging de jongen met zijn ezel verder. Thuisgekomen viel hij zijn vader om de hals en vertelde hem het hele verhaal.
Maar de kleermaker keek zijn zoon verwijtend aan.
"Wondertafels, wonderezels... kom jij je oude vader nou ook al sprookjes vertellen?"
"Maar kijk dan vader! Ik zeg ezeltje strek je en er komen wel honderd goudstukken onder zijn staart uit! Let op! Ezeltje Strek Je! EZELTJE STREK JE!"
Maar wat er op de grond viel, leek helemáál niet op goudstukken.
"Dit is mijn wonderezel niet, vader!" riep de jongen verschrikt uit.
"Zeker óók in de herberg voor een ander verwisseld," bromde de kleermaker. "Ja, ja. Ik weet niet wat jullie bezielt, hoor. Als je maar niet denkt dat ik 't leuk vind."
En hij blies de kaars op tafel uit en ging naar bed.
De volgende dag stuurde hij zijn derde zoon een verdrietige brief, waarin hij precies vertelde wat er gebeurd was.
Die zoon was bij de beste timmerman van het land in de leer gegaan en hij praatte er met zijn baas over.
"Ik begrijp er niks van," zei hij. "Het is niets voor mijn broers om zoiets te doen."
De beste timmerman van het land glimlachte.
"Ik denk dat je broers bestolen zijn. Je moet maar gauw naar huis gaan. Jij hebt hier alles geleerd wat je weten moet en ik ben erg tevreden over je. Hier is je beloning."
En hij gaf de jongen een zak met een knuppel erin.
"Goed bewaren, hoor! Als iemand je kwaad wil doen, roep je: `Knuppel Uit De Zak!' en dan springt die knuppel tevoorschijn en rost je belager zó af, dat hij minstens een week in bed moet blijven. Hij houdt er pas mee op als je zegt: `Knuppel In De Zak!' Nou dag jongen. De groeten aan je vader en je broers. En denk erom: ogen en oren goed openhouden!"
De jongen hing de zak over zijn schouder, bedankte zijn baas en ging op weg naar huis. 's Avonds stopte hij bij de herberg, waar zijn twee broers zo bedrogen waren.
"Het is wel laat, maar heeft u misschien nog iets te eten?"
"Eten? Dat kan hier altijd meneer. Dag en nacht staan onze koks voor u klaar," zei de waard opschepperig en hij verdween naar de keuken.
De jongen spitste zijn oren. Hoorde hij daar: `Tafeltje Dek Je'?
In een oogwenk was de waard terug met dampende schotels met het heerlijkste eten, dat de jongen ooit gezien had.
"Dat is een prima kok, die u hier hebt," zei de jongen, terwijl hij een goudgeel gebakken aardappeltje aan zijn vork prikte.
"Meneer, ik heb van alles het beste en het meeste," riep de waard uit.
"Zo. Dat kan wel wezen, maar wat ik hier heb," en de jongen maakte een hoofdbeweging naar de zak met de knuppel, die hij voor zich op tafel had gelegd, "dat is de grootste schat die een mens zich maar denken kan."
De waard krabde zich eens achter zijn oor.
"Wat het ook is, ik moet het hebben," dacht hij.
En diep in de nacht sloop hij de kamer van zijn gast binnen en trok de zak voorzichtig naar zich toe.
"Knuppel Uit De Zak!" riep de jongen, die natuurlijk klaarwakker was.
En daar sprong de knuppel tevoorschijn en gaf de waard een aframmeling, die hem nog lang zou heugen. Hoe harder de waard schreeuwde, hoe meer klappen hij kreeg.
"Als je de wonderezel en het wondertafeltje niet onmiddellijk teruggeeft, zet ik mijn knuppel pas ècht aan het werk!" riep de jongen.
"Ik zal alles teruggeven!" jammerde de waard. "Alles! Maar roep die knuppel terug!"
En zo kwam de jongste zoon thuis met het echte wondertafeltje en de echte wonderezel. Dat hij door iedereen blij werd ontvangen, hoef ik je zeker niet te vertellen!
De kleermaker borg naald, garen en el voorgoed in de kast en leefde nog vele jaren in rijkdom en voorspoed, mèt zijn zoons, het wondertafeltje en de wonderezel.
Maar de knuppel in de zak werd goed op zolder verstopt en nóóit meer gebruikt!

Onderwerp

AT 0563 - The Table, the Ass, and the Stick    AT 0563 - The Table, the Ass, and the Stick   

ATU 0563 - The Table, the Donkey and the Stick.    ATU 0563 - The Table, the Donkey and the Stick.   

Beschrijving

Een arme kleermaker vertelt zijn drie zoons, dat ze een eigen vak moeten gaan leren. De oudste zoon wordt meubelmaker, de middelste molenaar en de jongste timmerman. Na drie jaar is de oudste zoon een volleerd meubelmaker en krijgt hij van zijn baas een tafeltje mee. Het is een tovervoorwerp, want na de spreuk `Tafeltje dek je' verschijnen er allerhande spijzen op tafel. De jongen keert terug naar huis, maar overnacht in een herberg. Als de herbergier ziet hoe het tafeltje werkt, verwisselt hij het 's nachts voor een ander. Thuis ziet de vader dat zijn zoons spreuk niet werkt op het tafeltje. De volleerde molenaar krijgt van zijn baas een ezel die goudstukken poept na de spreuk `Ezeltje strek je'. Wederom verruilt de herbergier de ezel voor een andere, en weer toont een zoon vergeefs aan zijn vader wat de ezel kan. Verdrietig stuurt de vader een brief hierover naar de jongste zoon. Deze krijgt van zijn baas een knuppel in een zak, die op het commando `Knuppel uit de zak' een aanvaller afranselt. 's Nachts wil de herbergier de zak stelen, maar op het commando wordt hij afgeranseld. De jongen eist de wondertafel en de wonderezel terug en neemt ze mee naar zijn vader. Hierop kunnen de vader en de zoons in rijkdom en voorspoed verder leven.

Bron

M. Bijl: Sprookjes van de Efteling. Zesde druk. Den Haag 1978, p.54-57

Commentaar

1978
Zie onder Beeld een afbeelding van Anton Pieck (kleur).
The Table, the Ass, and the Stick

Naam Overig in Tekst

[Tafeltje dek je    [Tafeltje dek je   

Ezeltje strek je    Ezeltje strek je   

Knuppel uit de zak]    Knuppel uit de zak]   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20