Een man heeft geen geld, maar de duivel belooft hem geld te geven: een hele laars vol. De man steekt de laars door het dak van de schuur, maar heeft stiekem de zool eruit gehaald. Zo leidde hij de duivel om de tuin en kreeg hij een hele berg geld.
Een meneer had nieuwe schoenen gekocht, maar de zool liet los zodat hij struikelde. Hij ging ermee naar het gerecht. De schoenmaker moest voorkomen, maar hij zei dat het zijn schuld niet was. Het leer was te dun, dat was de schuld van de leerlooier.…
Een pastoor die het laatste oliesel moet toedienen is de tekst vergeten. Hij ziet een haas in de klaver lopen, een peer in de sloot vallen, en een man met schoenen met versleten zolen, en zegt dat in potjeslatijn.