Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

VOLKS109 - Van het Haasken

Een sprookje (), 1890

Hoofdtekst

Van het Haasken
Kwelvertelsel.
Er was eens ne jaoger, die ging jaogen, maor, nao dat hij nen geheelen dag gejaogd had, had hij maor een klein haosken kunnen schieten. "Ha," dacht hij in zen eigen, "dat beestjen is toch te klein, om het mede naor huis te nemen; het is de moeite niet waerd! Dat 'k dat maor kost verkoopen!" Ha kwam bij nen brauwer, en vroeg hem: "Brauwer, zoude gij mijn haosken nie willen afkoopen?" - "Ja," zei de brauwer, "maor dat beestjen is zoo klein!" - "'t Is juist daorom, dat 'k 't zou willen verkoopen," zegt de jaoger; "'k zal er ook niet veel voor vraogen." - "Hewel, wat moet ge er voor hebben?" - "Ah," zegt de jaoger, "dat ge mij mijn goeste laat drinken in al uw bier en jeneger!" - "Dat hij nu een heele flesch uitdronk," zei de brauwer in zen eigen, "dat waor al veel, en dan zou 'k dat haosken toch goedkoop hebben," - en de veint stemde toe. - Maor de jaoger dronk nu al zijn bier en zijnen jenever af. "He-je gij nog bier of jenever," vroeg hij dan? "Neen ik," zei de brauwer. - "Dan krijgde gij mijn haosken ook niet, want ik heb mijn goeste nog niet," zei de jaoger.
Van daor trok de jaoger nu met zen haosken bij nen bakker. "Bakker," vroeg hij, "wilde gij mijn haosken afkoopen?" - "Ja," zei de bakker, "maor 't is zulk een klein beestje." - "'k Zou 't toch geren verkoopen!" - "Eh wel, wat moet g'er voor hebben?" - "Da 'k mijn goeste mag eten in al uw brood, mastellen en pistolees!" - "Dat hij nu een brooken van een plaquet (16 cents) opat, dat waor al veel," dacht de bakker, "en ten zou 'k dat haosken toch goedkoop hebben." - en hij stemde toe. Maor de jaoger at al zijn brood, mastellen en pistolees op, en dan vroeg hij: "hebde ga er nog?" - "Neen ik," zei de bakker. - "Dan krijgt ge ook men haosken niet. Want ik heb men goeste nog niet," en de jaoger trok voort met zen haosken.
Nu kwam hij bij nen kuiper. "Kuiper, zoude gij men haosken willen afkoopen?" - "Ja," zei de kuiper, "maor dat beestjen is zoo klein." - "Pak het maor, ge zult het goedkoop hebben." - "Wat moet ge er voor hebben?" - "Dat 'k men goeste mag schijten in al uw kuipkens en tonnekens!" - "Ah," dacht de kuiper, "als hij een tonneken vol schijt, dat zal al veel zijn," - en hij stemde toe. Maor de jaoger scheet nu al de kuipkens en tonnekens vol. "Hebt ge er nog?" vroeg hij dan? - "Neen ik," zei de kuiper. - "Dan krijgt ge ook men haosken niet, want ik heb men goeste nog niet gescheten," en hij trok met zijn haosken voort.
Nu kwam hij aan een ijzeren hekken...."
Hier zwijgt de verteller en gebaart den draad van zijn vertelsel vergeten te hebben. Kort daarna vraagt hij aan het gezelschap: "Waar was ik daar gebleven?" Ongetwijfeld verhaast zich alsdan een van de aanwezigen te antwoorden: "aan de ijzeren hekken," waarop de verteller dan zegt:
"Dan moogt gij al de kuipkens en tonnekens gaan uitlekken," en algemeen gelach beloont den al te gedienstigen toehoorder.

Beschrijving

Een jager vangt een kleine haas, die hij besluit te verkopen. Hij gaat naar een bierbrouwer en komt met hem overeen dat hij zich zat mag drinken in ruil voor de haas. De jager drinkt al zijn drank op en is nog steeds niet zat, zodat hij de haas weer meeneemt. Hij komt bij een bakker, en mag zich zat eten in ruil voor de haas. Hij eet al zijn brood op en omdat hij nog niet zat is, neemt hij de haas weer mee. Hij komt bij een kuiper met wie hij overeenkomt dat hij zich zat mag poepen in zijn tonnen. De jager poept echter alles vol zonder zat te zijn, en neemt de haas weer mee. Nu kwam hij aan een ijzeren hekken....
Hier doet de verteller of hij de draad van het verhaal kwijt is en vraagt waar hij gebleven is. Iemand zegt: aan het ijzeren hekken, waarop de verteller zegt: Dan moogt gij al de tonnen gaan uitlekken.

Bron

Volkskunde. Tijdschrift voor Nederlandsche Folklore. 3 (1890) p. 204

Commentaar

1890

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20