Hoofdtekst
Het had niet zoo heel veel gescheeld of Ludger was nooit geboren geworden. Het scheelde maar een haartje. Maar zooals het een enkele keer meer gaat, hij had geluk.
Het ging zoo in zijn werk.
Toen zijn moeder geboren werd was zijn grootmoeder vreeselijk boos dat het kind maar een meisje was en geen jongen. Wat moest ze nu met een meisje beginnen? Weg! Vort er mee! Wanneer ze geen jongen ter wereld kon brengen dan had ze maar 't liefst heelemaal geen kind.
Ja, die grootmoeder was niet zoo mis.
Zoodra ze Ludgers moeder ter wereld gebracht had en zag dat het maar een meisje was joeg ze de vroedvrouw en de baker weg, liet haar slaven komen en gelastte die arme kerels het kind te verdoen. In de put er mee.
Een slaaf is een slaaf hè, en die moet doen wat hem gezegd wordt. Een van die arme sloebers nam dus het schreiende wicht tusschen vinger en duim en ging er mee naar de put.
Hij had het zoo zonder meer in de grondeloos diepe put kunnen werpen maar daar had hij het hart niet toe. Hij haalde de aker op en lei het wicht daarin om het dan zoo zachtjes naar beneden te laten zakken.
Maar zie, zoodra het kindje in de emmer lag sloeg het zijn armpjes om de rand er van alsof het zich teweer wilde stellen tegen het noodlot.
Dat zag heel toevallig een goedhartige buurvrouw.
Wat deed ze? Ze streek haastig wat honing om het mondje van het kindje. Nu mocht het niet meer geofferd worden. Kinderen offeren, goed, maar ze mochten nog nooit iets gegeten hebben.
Dit kindje nu likte dadelijk de honing van zijn lipjes en aldus werd het gered. Het bleef gespaard en werd later een flinke vrouw en toen ze er rijp voor was bracht ze Ludger ter wereld.
Zoo had het dus maar weinig gescheeld of Ludger was er nooit geweest.
Maar hij was er en hij heeft zijn leven goed besteed. Hij ging namelijk scheep en voer naar Fosetesland, dat nu Helgoland is, om er de heidenen te bekeeren.
Toen hij daarheen op weg was en zijn schip al onder de kust lag hief Ludger het kruis zoo hoog als hij maar kon en zette de zestigste psalm in.
En zie, niet zoodra had hij dit gedaan of boven het eiland steeg een dikke rookkolom op. Een rookkolom die maar al zwarter en zwarter werd en tenslotte het geheele eiland verduisterde.
Maar na een poosje verdween de wolk gelukkig en vlak voor het schip, in de stralende zon, lag het eiland.
En Ludger wist meteen wat dit alles te beduiden had.
't Was de duivel, die hij had uitgedreven; de duivel die over geheel Fosetesland geregeerd had.
En dat zal ook wel zoo geweest zijn want toen Ludger aan wal stapte gelukte het hem de inwoners tot het nieuwe geloof te bekeren.
Hij verkondigde het heilige evangelie, sprak van de goede Jezus en vond een willig oor.
Ook sloeg hij het oude heidensche heiligdom in elkaar en in de plaats daarvan stichtte hij vele en schoone kerken.
Zoo is het gegaan met de bekeering der heidenen op het oude Fostesland dat later Heiligenland heette en dat nu Helgoland is.
Het ging zoo in zijn werk.
Toen zijn moeder geboren werd was zijn grootmoeder vreeselijk boos dat het kind maar een meisje was en geen jongen. Wat moest ze nu met een meisje beginnen? Weg! Vort er mee! Wanneer ze geen jongen ter wereld kon brengen dan had ze maar 't liefst heelemaal geen kind.
Ja, die grootmoeder was niet zoo mis.
Zoodra ze Ludgers moeder ter wereld gebracht had en zag dat het maar een meisje was joeg ze de vroedvrouw en de baker weg, liet haar slaven komen en gelastte die arme kerels het kind te verdoen. In de put er mee.
Een slaaf is een slaaf hè, en die moet doen wat hem gezegd wordt. Een van die arme sloebers nam dus het schreiende wicht tusschen vinger en duim en ging er mee naar de put.
Hij had het zoo zonder meer in de grondeloos diepe put kunnen werpen maar daar had hij het hart niet toe. Hij haalde de aker op en lei het wicht daarin om het dan zoo zachtjes naar beneden te laten zakken.
Maar zie, zoodra het kindje in de emmer lag sloeg het zijn armpjes om de rand er van alsof het zich teweer wilde stellen tegen het noodlot.
Dat zag heel toevallig een goedhartige buurvrouw.
Wat deed ze? Ze streek haastig wat honing om het mondje van het kindje. Nu mocht het niet meer geofferd worden. Kinderen offeren, goed, maar ze mochten nog nooit iets gegeten hebben.
Dit kindje nu likte dadelijk de honing van zijn lipjes en aldus werd het gered. Het bleef gespaard en werd later een flinke vrouw en toen ze er rijp voor was bracht ze Ludger ter wereld.
Zoo had het dus maar weinig gescheeld of Ludger was er nooit geweest.
Maar hij was er en hij heeft zijn leven goed besteed. Hij ging namelijk scheep en voer naar Fosetesland, dat nu Helgoland is, om er de heidenen te bekeeren.
Toen hij daarheen op weg was en zijn schip al onder de kust lag hief Ludger het kruis zoo hoog als hij maar kon en zette de zestigste psalm in.
En zie, niet zoodra had hij dit gedaan of boven het eiland steeg een dikke rookkolom op. Een rookkolom die maar al zwarter en zwarter werd en tenslotte het geheele eiland verduisterde.
Maar na een poosje verdween de wolk gelukkig en vlak voor het schip, in de stralende zon, lag het eiland.
En Ludger wist meteen wat dit alles te beduiden had.
't Was de duivel, die hij had uitgedreven; de duivel die over geheel Fosetesland geregeerd had.
En dat zal ook wel zoo geweest zijn want toen Ludger aan wal stapte gelukte het hem de inwoners tot het nieuwe geloof te bekeren.
Hij verkondigde het heilige evangelie, sprak van de goede Jezus en vond een willig oor.
Ook sloeg hij het oude heidensche heiligdom in elkaar en in de plaats daarvan stichtte hij vele en schoone kerken.
Zoo is het gegaan met de bekeering der heidenen op het oude Fostesland dat later Heiligenland heette en dat nu Helgoland is.
Beschrijving
Ludgers grootmoeder was niet blij met haar dochter en liet haar naar een put brengen. Door een list kon zij echter niet geofferd worden, en bracht toen zij ouder was Ludger ter wereld. Hij ging vervolgens naar Fosetesland en bracht daar het Christelijk geloof.
Bron
Legenden langs de Noordzee/ S. Franke. - Zutphen: W.J. Thieme & Cie, 1934, p. 259-261.
Naam Overig in Tekst
Ludger   
Jezus   
Liudger   
Naam Locatie in Tekst
Fosetesland   
Heiligenland   
Helgoland   
Fositeland