Hoofdtekst
Ja, toen mijn oma jong was, heeft als jong meisje iets meegemaakt.
Toen diende ze op een plaats op een hofstede, maar die hofstede, dat kan ik niet meer, ..... dat .... die naam is mij ontgaan, maar wel weet ik dat ze over de Karstraat sprak.
Dat was, toen had ze zich thuis iets te lang opgehouden………
De Karstraat dat is daar aan Eijs, bij het kasteel Goedenraad.
En toen was het wat laat geworden, maar zij was niet bang, niet bang, en toen dacht ze, och dat haal je toch nog gemakkelijk.
Toen had ze een tijdje gelopen, het begon al een beetje duister te worden en plotseling springen daar twee poppen uit de berm. Beginnen die tegen elkaar op…, van een,… tegen elkaar,… van elkaar,…, de berm in, weer tegen elkaar,… zo ging dat.
Had dat zo een tijdje geduurd, en die waren maar altijd aan 't lachen, en zij dacht, wat is dat nu! En die waren en bleven aan 't lachen en toen zei zij…….
Plotseling springen de poppen weer weg, zijn de berm in. Zij kijkt om zich heen…… Ja, die weg was ze God weet hoe vaak geweest en plotseling wist ze niet meer waar ze was. Ze kende de weg helemaal niet meer terug. Ze bevond zich op een heel vreemde weg en heeft ze de ganse nacht, tot 'n uur of twee drie door het veld gedwaald. Eindelijk kwam ze dan aan de hofstede aan waar ze zijn moest. Toen wilde ze……., aan de deur wilde ze niet kloppen, ze kon door de schuur, daar kon ze ergens naar binnen. Toen zag ze daar bij de schuur een man staan en die werd steeds groter, en groter en werd altijd groter, hij reikte al tot aan het dak. Door angst bevangen sprong ze over een schutting heen, naar binnen en ging gauw te bed.
De andere dag was niets meer te zien.
Toen diende ze op een plaats op een hofstede, maar die hofstede, dat kan ik niet meer, ..... dat .... die naam is mij ontgaan, maar wel weet ik dat ze over de Karstraat sprak.
Dat was, toen had ze zich thuis iets te lang opgehouden………
De Karstraat dat is daar aan Eijs, bij het kasteel Goedenraad.
En toen was het wat laat geworden, maar zij was niet bang, niet bang, en toen dacht ze, och dat haal je toch nog gemakkelijk.
Toen had ze een tijdje gelopen, het begon al een beetje duister te worden en plotseling springen daar twee poppen uit de berm. Beginnen die tegen elkaar op…, van een,… tegen elkaar,… van elkaar,…, de berm in, weer tegen elkaar,… zo ging dat.
Had dat zo een tijdje geduurd, en die waren maar altijd aan 't lachen, en zij dacht, wat is dat nu! En die waren en bleven aan 't lachen en toen zei zij…….
Plotseling springen de poppen weer weg, zijn de berm in. Zij kijkt om zich heen…… Ja, die weg was ze God weet hoe vaak geweest en plotseling wist ze niet meer waar ze was. Ze kende de weg helemaal niet meer terug. Ze bevond zich op een heel vreemde weg en heeft ze de ganse nacht, tot 'n uur of twee drie door het veld gedwaald. Eindelijk kwam ze dan aan de hofstede aan waar ze zijn moest. Toen wilde ze……., aan de deur wilde ze niet kloppen, ze kon door de schuur, daar kon ze ergens naar binnen. Toen zag ze daar bij de schuur een man staan en die werd steeds groter, en groter en werd altijd groter, hij reikte al tot aan het dak. Door angst bevangen sprong ze over een schutting heen, naar binnen en ging gauw te bed.
De andere dag was niets meer te zien.
Onderwerp
SINSAG 0478 - Andere Erlebnisse; unbeschreibbare Spukerscheinungen.   
SINSAG 0540 - Hexe führt irre   
Beschrijving
's Avonds ontmoeting met twee poppen, nadat die zijn verdwenen dwaalt meisje 's nachts rond, ziet 's morgens grote man bij boerderij.
Bron
Collectie Brouwers, verslag 5, verhaal 1 (Archief Meertens Instituut)
Commentaar
Brouwers: m.n. 19
Naam Overig in Tekst
Karstraat   
Goedenraad   
God   
Naam Locatie in Tekst
Eijs   
Plaats van Handelen
Eijs