Hoofdtekst
Mijn vader zijne kameraad kwam hier dikwijls mee de kaarten spelen. Ge weet dienen tijd ging den enen ne keer bij den anderen zitten. Bij den haard zaten ze te klappen, want ’t en bestonnen toen nog geen stoven (kachels). Als mijn vader zei: “Ik kom altijd alleen, ik kan ‘k ik ook alleen weggaan.” Maar ’s nachts was hij mislopen; en ’s morgens zag mijn vader hem d’haag oplopen. “Ge moet mij zeggen waar da’k ben.” “Wel, bij Kanepenne”, zei mijn vader. En uw huis is daar. Hij en wist toen nog niet waar dat hij zat, en alleen maar als hij thuiskwam bekwam hij. Azo koste van tijd van d’alf geleid worden. En ‘k heb ’t zelde ne keer voreg had als ik van Smeerhebbe kwam: op nen berm bleef ik staan, en ik hield me aan nen boom vast. En ik hoor mijn vader nog zeggen dat ik Sint-Jansevangelie moest lezen; en ik deed dat want ik kost dat van buiten. En toen herkenneg’ik den boom mee de put er neves.
Beschrijving
Een man die bij een vriend was gaan kaarten, ging ’s avonds alleen naar huis. ’s Ochtends kwam die vriend de man echter tegen bij een haag. De vriend was ‘van de alf’ geleid, waardoor hij zich niet kon oriënteren.
Als men zoiets meemaakte, moest men het Sint-Jansevangelie bidden om zich weer te kunnen oriënteren.
Als men zoiets meemaakte, moest men het Sint-Jansevangelie bidden om zich weer te kunnen oriënteren.
Bron
M. Van Der Linden, Leuven, 1964
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
oost-vlaams (denderstreek)
21
Vader van de vriend van de informant
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Sint-Jansevangelie   
Naam Locatie in Tekst
Voorde