Hoofdtekst
’t Kwaam e ki twi joenkheiden van Jabbeke van de kerremesse. Ze kwaam ip Roksem en ’t ston do vele hutten (struiken) me stekkers (doornen). Ze kommen dor achter e dreefde en ’t stot dor e cafée. Ze gon bin, en vragen e glas bier. Da was tonne de gewente dan ze e glas mè tween droenken. Ze zein ton tegen makoar: "God zegent je!" En van on (zodra) ze da gezeid aan, ’t cafée was weg en ze zaten olle twee in d’hage, in de stekkers.
Beschrijving
Twee jongens die terugkwamen van de kermis in Jabbeke, zagen in Roksem veel struiken met doornen. Daarachter was een dreef waar een café stond. De twee mannen gingen binnen in het café en vroegen een glas bier. Toen de mannen tot elkaar zeiden: "God zegent je!", was het café plots verdwenen en zaten de twee mannen in de doornen.
Bron
M.-R. Nijsters, Leuven, 1969
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (nw van houtland)
21.1
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Ettelgem   
Plaats van Handelen
Jabbeke   
Roksem