Hoofdtekst
Z’hebben hier gelachen met Kapelaan de Lancker en hij ging naar Roesbrugge naar ’t tribunaal en hij was daar en ten hadde hem nooit niemand zien gaan. En ’t waren er die gaan pissen hadden voor zijn deure en achterna ze kosten nulder water niet meer ophouden en ’t waren er die hadden gaan mulen maken en z’hebben doodgegaan al mulen maken. En ’t was ook een die gelopen hadde dertegen en hij koste niet meer rechte lopen achterna, hij viel ossan omme.
Beschrijving
Een kapelaan die door tal van mensen was uitgelachen, werd gearresteerd en naar de rechtbank gebracht. De mensen die de geestelijke hadden bespot, kregen allemaal ongeluk. De mannen die tegen de deur van de kapelaan waren gaan plassen, konden hun water bijvoorbeeld niet meer ophouden.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (franse grens)
464
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Proven