Hoofdtekst
WEERWOLVEN. II.
"Vele jaren later, 't zal wel 1890/1895 zijn geweest, heeft zich eenzelfde soort geschiedenis afgespeeld rondom Groenendijk, meneer", zegt Kegelaer. "Daar weet ik zelf nog van. 'k Zal U dit verhaal ook nog vertellen, al liep het dan wat minder ongelukkig af. Maar ge moet mij beloven, als U er soms met anderen over spreekt, de naam van de man niet te noemen. Zijn nakomelingen wonen bijna alle in Hontenisse en 't zijn stuk voor stuk nette, degelijke mensen."
'n Een zekere Peer van Kerckhoven dan, een landarbeider, zo op 't oog een rustigen mens, woonde in die tijd (1890-1895) op Stoppeldijk en werkte daar bij een boer.
't Was al eens voorgekomen, dat kinderen, die in de avond een of andere boodschap moesten doen, van achteren werden besprongen door een vreemd monster, dat volgens hun zeggen een soort van vel droeg en met zijn klauwen hun schouders vastgreep.
Eerst dacht men, dat de kinderen het zich hadden verbeeld; immers er werden in die tijd door de ouders - dom genoeg - nogal eens gruwel-verhalen verteld, die vroeger zouden zijn voorgevallen. Maar toen bij een volgend geval ook verwondingen in de hals werden aangetroffen, begreep men toch wel, dat hier meer achter moest schuilen. Veelal vonden deze aanrandingen nagenoeg in dezelfde buurt plaats.
Baas Vereecken, die daar kortbij woonde en een zoontje van 10 jaren had, die niet bang was uitgevallen, sprak met de jongen af, dat hij het buurtje s'avonds langzaam zou door lopen; Vereecken zou zich dan in de nabijheid verdekt opstellen. En zo gebeurde het, na enkele keren vergeefs te hebben gewacht, dat het ventje plotseling van achteren werd besprongen. Meteen snelt Vereecken toe, met in de hand een "eegdetand" (houten essen tand van een egge) en knuppelt de aanrander zodanig, dat hij bloedend wegrent. Inderdaad was Vereecken gebleken, dat de persoon een of ander dierenvel rond zich droeg en om de handen iets zat, dat op een klauw geleek.
Den anderen dag bleek, dat Peer vanKerckhoven niet op zijn werk was gekomen en te bed lag, z 'n hoofd in de windsels.
Er is toen, terwille van het gezin, verder geen werk van gemaakt. Wel is een hartig woordje met hem gesproken en is Groenendijk verder ook verschoond gebleven van deze dwaze aanrandingen.
"U ziet wel, meneer, 't is alles nog niet zo lang geleden en al hoort men vandaag de dag niet meer over "weerwolven" spreken, dan wil dat niet zeggen, dat de mensen zo heel veel beter zijn geworden, want als ge de kranten leest, dan zijn er nu, net als vroeger nog steeds aanranders te vinden."
"Vele jaren later, 't zal wel 1890/1895 zijn geweest, heeft zich eenzelfde soort geschiedenis afgespeeld rondom Groenendijk, meneer", zegt Kegelaer. "Daar weet ik zelf nog van. 'k Zal U dit verhaal ook nog vertellen, al liep het dan wat minder ongelukkig af. Maar ge moet mij beloven, als U er soms met anderen over spreekt, de naam van de man niet te noemen. Zijn nakomelingen wonen bijna alle in Hontenisse en 't zijn stuk voor stuk nette, degelijke mensen."
'n Een zekere Peer van Kerckhoven dan, een landarbeider, zo op 't oog een rustigen mens, woonde in die tijd (1890-1895) op Stoppeldijk en werkte daar bij een boer.
't Was al eens voorgekomen, dat kinderen, die in de avond een of andere boodschap moesten doen, van achteren werden besprongen door een vreemd monster, dat volgens hun zeggen een soort van vel droeg en met zijn klauwen hun schouders vastgreep.
Eerst dacht men, dat de kinderen het zich hadden verbeeld; immers er werden in die tijd door de ouders - dom genoeg - nogal eens gruwel-verhalen verteld, die vroeger zouden zijn voorgevallen. Maar toen bij een volgend geval ook verwondingen in de hals werden aangetroffen, begreep men toch wel, dat hier meer achter moest schuilen. Veelal vonden deze aanrandingen nagenoeg in dezelfde buurt plaats.
Baas Vereecken, die daar kortbij woonde en een zoontje van 10 jaren had, die niet bang was uitgevallen, sprak met de jongen af, dat hij het buurtje s'avonds langzaam zou door lopen; Vereecken zou zich dan in de nabijheid verdekt opstellen. En zo gebeurde het, na enkele keren vergeefs te hebben gewacht, dat het ventje plotseling van achteren werd besprongen. Meteen snelt Vereecken toe, met in de hand een "eegdetand" (houten essen tand van een egge) en knuppelt de aanrander zodanig, dat hij bloedend wegrent. Inderdaad was Vereecken gebleken, dat de persoon een of ander dierenvel rond zich droeg en om de handen iets zat, dat op een klauw geleek.
Den anderen dag bleek, dat Peer vanKerckhoven niet op zijn werk was gekomen en te bed lag, z 'n hoofd in de windsels.
Er is toen, terwille van het gezin, verder geen werk van gemaakt. Wel is een hartig woordje met hem gesproken en is Groenendijk verder ook verschoond gebleven van deze dwaze aanrandingen.
"U ziet wel, meneer, 't is alles nog niet zo lang geleden en al hoort men vandaag de dag niet meer over "weerwolven" spreken, dan wil dat niet zeggen, dat de mensen zo heel veel beter zijn geworden, want als ge de kranten leest, dan zijn er nu, net als vroeger nog steeds aanranders te vinden."
Onderwerp
VDK 1676 F*   
ATU 1676 - The Pretended Ghost   
SINSAG 0801 - Werwolf lässt sich tragen.   
Beschrijving
Man die voor weerwolf speelt wordt ontmaskerd.
Bron
Collectie De Vries, verslag 8, verhaal 2 (Archief Meertens Instituut)
Naam Overig in Tekst
Groenendijk   
Peer van Kerckhoven   
Vereecken   
Naam Locatie in Tekst
Hontenisse   
Stoppeldijk   
Plaats van Handelen
Stoppeldijk