Hoofdtekst
en .... WAT WULLAERTS VADER VERTELDE.
Of er hier in buurt wel eens wat vreemds is gebeurd? 't Is mogelijk, maar ikzelf kom hier niet vandaan, ik ben op Clinge geboren en pas in 1924 in Ossenisse komen wonen.
Daar in de buurt van Clinge, eigenlijk meer naar "de Kauter" (Nieuwnamen) toe, heeft zich een raar geval afgespeeld. Mijn vader, die al sinds lang is overleden, heeft me er meermalen over verteld.
Het is al heel lang geleden, zeker was het nog vóór 1890.
'k Ga het U vertellen!
Even voorbij de Veerstraat op deKauter, eigenlijk al buiten het dorp, waar de oude Veerweg loopt, stond destijds maar één boerderij, een hele grote. Daar woonde boer vanDuijse-Ferket. Ze hadden die tijd heel wat paarden en koeien op stal en ook bezat vanDuijse een kudde schapen.
Onder andere was mijn vader en ook een vriend van hem, een zekere Piet de Moor, daar knecht. De boer had voor de kudde schapen een vaste man, die altijd "deSchaper" werd genoemd. 't Was, wat ze daar in die streek noemen " 'n en raar portret"! Ge kon er gemakkelijk moeilijkheden mee krijgen, al kon mijn vader er goed mee overweg. Maar "vreemd" deed de "Schaper" af en toe, dat wist iedereen U te vertellen.
't Was een arme tijd, meneer en ze hadden bij ons thuis en bij de meeste mensen grote huishoudens. Geen wonder dat vader al eens iets deed, wat niet altijd door den beugel kon! Op een avond in het najaar besluiten vader en z'n vriend Piet de Moor - ze hadden samen één geweer - op stropen te gaan. In zoverre stropen, dat boer vanDuijse hun verlof had gegeven op zijn land te jagen, maar ze hadden natuurlijk geen jachtakte.
De "schaper", juist terug met zijn kudde hoort van de jachtpartij en wil wel mee. Nou ja, 'n en drijver meer kan geen kwaad denken ze. En in 't schemerdonker trekken ze gedrieën het land in.
"Zet gij U "lavei", Mondus (vader heette Remondus) zegt de schaper.
Ge weet meneer, wat "lavei" is, dat is de man die achter wat struikgewas verborgen, het opgejaagde wild moet neerschieten.
En al gauw komt er een groot aantal kleine viervoeters aanzetten, maar vader schiet niet één keer!
"Das wat moois," zegt Piet tegen vader, gij laat ze nondedju voorbij lopen en ge schiet niet!" "Ge denkt toch zeker niet, dat ik op katten ga schieten," zegt vader.
"Katten, zijde niet wijs, 't waren wel degelijk hazen, nietwaar "schaper"?” zegt Piet, als de schaper er ook bij komt.
"Wat zouden 't anders kunnen zijn?" zegt de "schaper"!
"Goed", zegt vader tegen Piet, "gij gaat dan maar "lavei" zitten, dan help ik opdrijven." En een poosje later drijven vader en de schaper een viertal hazen in de richting waar Piet zit. Maar geen schot valt!
"Da 's sterk", zegt Piet, als ze terug bij hem komen. "G'had toch gelijk, Mondus 't waren wel degelijk katten en geen hazen."
"Nou snap ik er niks meer van", zegt vader " 't waren hazen, die wij hebben opgedreven, niet waar schaper?"
"Maar 't is me wel," zegt vader, we gaan er geen ruzie over maken", als Piet wat driftig opstuift, "we gaan naar huis, hier deugt iets niet!"
"Gij zijt een verstandig mens," zegt de schaper tot vader "en gij", zegt de Schaper tot Piet de Moor "gij zijt een grote dwazerik!"
Wat nog nooit gebeurd is, vader en Piet altijd goede geburen, gaan nu onder grote ruzie naar huis en dat nog wel zonder één boutje te hebben thuisgebracht!
Maar als ze d'andere dag op de boerderij aan 't werk zijn en de boer vertellen wat hun gisteravond is overkomen gaat hun een licht op.
De boer lacht hen niet uit, maar zegt: "Jongens, dat is met "de Schaper" geen zuivere koffie! 'k Ga daar de Pastoor eens over spreken. En luister nu eens, meneer, wat er zich verder voordeed:
De Pastoor zei tot vanDuijse: "Gij zijt morgen jarig!"
"Welnee", zegt vanDuijse, "d'as pas volgend voorjaar!"
"G e begrijpt me niet goed", zegt de Pastoor: "Gij zijt morgen voor Uw knecht en meiden jarig. G e licht Uw vrouw en kinderen hierover in. Volg nu verder mijn raad maar op. Ge roept in de namiddag, op 't eind van het dagwerk, z' allen binnen en natuurlijk moet ook "de Schaper" er bij zijn. Die immers verdenkt ge ervan, rare streken uit te voeren.
Ikzelf zal er ook zijn en let maar eens op, wie er sterker zal zijn: de Pastoor of één der anderen!
Zorg ook, dat er een goed glas te drinken is!"
"Dat zal wel schikken", zegt vanDuijse, " 'k heb een vat bier altijd aangestoken liggen!" "Goed", zegt de Pastoor en denk er om, dat we alle tegelijk het glas kunnen heffen!"
Den anderen laten namiddag gaat het alles, zo de Pastoor heeft voorgeschreven. De glazen zijn vol en de Pastoor wenst vanDuijse en familie geluk, ook het personeel met de baas zijn jaardag. "Nou, mensen, prosit en ....... allen drinken, maar de Pastoor blijft met z'n glas in de hand, bleek als een doek opeens, staan.
De "schaper", die kort bij de Pastoor staat zegt tot hem:
"Hoe is 't, meneer Pastoor, drinkt ge niet?"
Deze, wat stamelend, zegt tot de "schaper": “nee, 't is gek, maar 'k kan mijn arm niet verder buigen!"
De "schaper" tikt de Pastoor zacht op de arm en zegt tot deze: "
'k Zou 't nog maar eens proberen, meneer Pastoor," en waarachtig, 't lukt!
De Pastoor zegt: "zie, mensen, 't was maar n'en grap, dat begrijpt ge zeker wel
"Kom. vanDuijse, doe de glazen nog eens vol!" En dan gaat het weer…
"Op uw gezondheid en … 't is de "Schaper", die niet meedrinken kan!
"Wat nu," zegt de Pastoor tot de schaper": "smaakt het U niet?" en maakt achter diens rug, onopgemerkt door de schaper, het Kruisteken.
"Ja toch," zegt de "schaper", die het glas nu leegt.
't Volk gaat nu heen; de Pastoor blijft nog wat.
"vanDuijse," zegt de Pastoor, " 't is nu wel duidelijk; 't is inderdaad de "Schaper", die de veroorzaker is van de vreemde dingen, waarover ge mij hebt verteld. Dat dit jaar Uw beste paard en Uw beste koe op slag zijn doodgebleven moogt ge veilig op rekening van de "schaper" stellen! Maar wees met hem voorzichtig; laat hem niets merken en jaag hem niet opeens weg! 't Zou zeer kwade gevolgen kunnen hebben. Zorg alleen, dat ge hem dit najaar niet opnieuw inhuurt als schaper."
De boer heeft zich aan de raad van de Pastoor gehouden en de "schaper", die er wel niet over te spreken was, dat hij niet opnieuw werd ingehuurd, vertrok kort daarop naar België, waar hij bij een boer eenzelfde betrekking heeft gekregen.
Nooit meer heeft men op de boerderij bij vanDuijse op de Kauter nog iets vreemds of onverklaarbaars ondervonden!
En als vader later eens een boutje meebracht, was 't altijd een haas, want noch vader, noch Piet de Moor, die weer beste vrienden zijn geworden hebben ooit nog katten opgejaagd!
Of er hier in buurt wel eens wat vreemds is gebeurd? 't Is mogelijk, maar ikzelf kom hier niet vandaan, ik ben op Clinge geboren en pas in 1924 in Ossenisse komen wonen.
Daar in de buurt van Clinge, eigenlijk meer naar "de Kauter" (Nieuwnamen) toe, heeft zich een raar geval afgespeeld. Mijn vader, die al sinds lang is overleden, heeft me er meermalen over verteld.
Het is al heel lang geleden, zeker was het nog vóór 1890.
'k Ga het U vertellen!
Even voorbij de Veerstraat op deKauter, eigenlijk al buiten het dorp, waar de oude Veerweg loopt, stond destijds maar één boerderij, een hele grote. Daar woonde boer vanDuijse-Ferket. Ze hadden die tijd heel wat paarden en koeien op stal en ook bezat vanDuijse een kudde schapen.
Onder andere was mijn vader en ook een vriend van hem, een zekere Piet de Moor, daar knecht. De boer had voor de kudde schapen een vaste man, die altijd "deSchaper" werd genoemd. 't Was, wat ze daar in die streek noemen " 'n en raar portret"! Ge kon er gemakkelijk moeilijkheden mee krijgen, al kon mijn vader er goed mee overweg. Maar "vreemd" deed de "Schaper" af en toe, dat wist iedereen U te vertellen.
't Was een arme tijd, meneer en ze hadden bij ons thuis en bij de meeste mensen grote huishoudens. Geen wonder dat vader al eens iets deed, wat niet altijd door den beugel kon! Op een avond in het najaar besluiten vader en z'n vriend Piet de Moor - ze hadden samen één geweer - op stropen te gaan. In zoverre stropen, dat boer vanDuijse hun verlof had gegeven op zijn land te jagen, maar ze hadden natuurlijk geen jachtakte.
De "schaper", juist terug met zijn kudde hoort van de jachtpartij en wil wel mee. Nou ja, 'n en drijver meer kan geen kwaad denken ze. En in 't schemerdonker trekken ze gedrieën het land in.
"Zet gij U "lavei", Mondus (vader heette Remondus) zegt de schaper.
Ge weet meneer, wat "lavei" is, dat is de man die achter wat struikgewas verborgen, het opgejaagde wild moet neerschieten.
En al gauw komt er een groot aantal kleine viervoeters aanzetten, maar vader schiet niet één keer!
"Das wat moois," zegt Piet tegen vader, gij laat ze nondedju voorbij lopen en ge schiet niet!" "Ge denkt toch zeker niet, dat ik op katten ga schieten," zegt vader.
"Katten, zijde niet wijs, 't waren wel degelijk hazen, nietwaar "schaper"?” zegt Piet, als de schaper er ook bij komt.
"Wat zouden 't anders kunnen zijn?" zegt de "schaper"!
"Goed", zegt vader tegen Piet, "gij gaat dan maar "lavei" zitten, dan help ik opdrijven." En een poosje later drijven vader en de schaper een viertal hazen in de richting waar Piet zit. Maar geen schot valt!
"Da 's sterk", zegt Piet, als ze terug bij hem komen. "G'had toch gelijk, Mondus 't waren wel degelijk katten en geen hazen."
"Nou snap ik er niks meer van", zegt vader " 't waren hazen, die wij hebben opgedreven, niet waar schaper?"
"Maar 't is me wel," zegt vader, we gaan er geen ruzie over maken", als Piet wat driftig opstuift, "we gaan naar huis, hier deugt iets niet!"
"Gij zijt een verstandig mens," zegt de schaper tot vader "en gij", zegt de Schaper tot Piet de Moor "gij zijt een grote dwazerik!"
Wat nog nooit gebeurd is, vader en Piet altijd goede geburen, gaan nu onder grote ruzie naar huis en dat nog wel zonder één boutje te hebben thuisgebracht!
Maar als ze d'andere dag op de boerderij aan 't werk zijn en de boer vertellen wat hun gisteravond is overkomen gaat hun een licht op.
De boer lacht hen niet uit, maar zegt: "Jongens, dat is met "de Schaper" geen zuivere koffie! 'k Ga daar de Pastoor eens over spreken. En luister nu eens, meneer, wat er zich verder voordeed:
De Pastoor zei tot vanDuijse: "Gij zijt morgen jarig!"
"Welnee", zegt vanDuijse, "d'as pas volgend voorjaar!"
"G e begrijpt me niet goed", zegt de Pastoor: "Gij zijt morgen voor Uw knecht en meiden jarig. G e licht Uw vrouw en kinderen hierover in. Volg nu verder mijn raad maar op. Ge roept in de namiddag, op 't eind van het dagwerk, z' allen binnen en natuurlijk moet ook "de Schaper" er bij zijn. Die immers verdenkt ge ervan, rare streken uit te voeren.
Ikzelf zal er ook zijn en let maar eens op, wie er sterker zal zijn: de Pastoor of één der anderen!
Zorg ook, dat er een goed glas te drinken is!"
"Dat zal wel schikken", zegt vanDuijse, " 'k heb een vat bier altijd aangestoken liggen!" "Goed", zegt de Pastoor en denk er om, dat we alle tegelijk het glas kunnen heffen!"
Den anderen laten namiddag gaat het alles, zo de Pastoor heeft voorgeschreven. De glazen zijn vol en de Pastoor wenst vanDuijse en familie geluk, ook het personeel met de baas zijn jaardag. "Nou, mensen, prosit en ....... allen drinken, maar de Pastoor blijft met z'n glas in de hand, bleek als een doek opeens, staan.
De "schaper", die kort bij de Pastoor staat zegt tot hem:
"Hoe is 't, meneer Pastoor, drinkt ge niet?"
Deze, wat stamelend, zegt tot de "schaper": “nee, 't is gek, maar 'k kan mijn arm niet verder buigen!"
De "schaper" tikt de Pastoor zacht op de arm en zegt tot deze: "
'k Zou 't nog maar eens proberen, meneer Pastoor," en waarachtig, 't lukt!
De Pastoor zegt: "zie, mensen, 't was maar n'en grap, dat begrijpt ge zeker wel
"Kom. vanDuijse, doe de glazen nog eens vol!" En dan gaat het weer…
"Op uw gezondheid en … 't is de "Schaper", die niet meedrinken kan!
"Wat nu," zegt de Pastoor tot de schaper": "smaakt het U niet?" en maakt achter diens rug, onopgemerkt door de schaper, het Kruisteken.
"Ja toch," zegt de "schaper", die het glas nu leegt.
't Volk gaat nu heen; de Pastoor blijft nog wat.
"vanDuijse," zegt de Pastoor, " 't is nu wel duidelijk; 't is inderdaad de "Schaper", die de veroorzaker is van de vreemde dingen, waarover ge mij hebt verteld. Dat dit jaar Uw beste paard en Uw beste koe op slag zijn doodgebleven moogt ge veilig op rekening van de "schaper" stellen! Maar wees met hem voorzichtig; laat hem niets merken en jaag hem niet opeens weg! 't Zou zeer kwade gevolgen kunnen hebben. Zorg alleen, dat ge hem dit najaar niet opnieuw inhuurt als schaper."
De boer heeft zich aan de raad van de Pastoor gehouden en de "schaper", die er wel niet over te spreken was, dat hij niet opnieuw werd ingehuurd, vertrok kort daarop naar België, waar hij bij een boer eenzelfde betrekking heeft gekregen.
Nooit meer heeft men op de boerderij bij vanDuijse op de Kauter nog iets vreemds of onverklaarbaars ondervonden!
En als vader later eens een boutje meebracht, was 't altijd een haas, want noch vader, noch Piet de Moor, die weer beste vrienden zijn geworden hebben ooit nog katten opgejaagd!
Onderwerp
SINSAG 0663 - Zauberer macht Jagdglück zunichte (bewirkt, dass die Flinte versagt).   
SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   
Beschrijving
Betovering door tovenaar waardoor geweren niet afgaan, hazen als katten worden gezien, pastoor arm niet kan bewegen; na onopgemerkt kruisteken verbreken tovermacht.
Bron
Collectie De Vries, verslag 16, verhaal 2 (Archief Meertens Instituut)
Naam Overig in Tekst
van Duijse-Ferket   
de Schaper   
Naam Locatie in Tekst
Nieuwnamen   
de Kauter   
Clinge   
Plaats van Handelen
Clinge