Hoofdtekst
Kulhannes boerde niet alleen. Hij schonk ook bier. D'n hêrd van zijn boerderijke was een stil kroegske, waarin de bierminnende klant koning was. Daarnaast was Kulhannes opzichter van het Peerkesbos en stroopte hij ook graag. Met zijn bontgevlekt hondje, dat luisterde naar de naam Spitske, strikte en befte hij. Heel het dorp beschouwde hij als stropersveld. Op de hei, in 't Broek, langs de Krolsenbocht, overal zette hij zo nu en dan een strikske, waarin de hazen liepen als konijnen in de val.
's Zondags stroopte Kulhannes niet. Nee, dat kon niet. Op de dag des Heren ging hij 's morgens naar de kerk. Naar de mis van tien uur. Met een zije petje op z'n gebruind hoofd, een zwartlakens pak aan en op een paar hoge schoenen kloefte hij naar de kerk.
Vanaf Den Berg over de Boxtelsche voetpad en door de Snijersstraat naar de kerk van St. Jan's Onthoofding was een hele wandering, die langer werd naarmate hij zuutjes stapte en de mensen tegen hem riepen:
"Hoi Willeke,
bénde al wakker?,
goed geslaopen?"
En Kulhannes riep terug. Of het nu 'nen boer was met een dubbele liesbreuk of 'nen klompenmaker, die krom groeide en recht vooruit liep, hij buurtte er tegenaan. Iedereen kende hem. Ofwel als boer, dan wel als lulbruur, zwetskloot of stroper.
In de kerk, als de pastoor op de hoge preekstoel aan het preken was, zei Kulhannes niks of niet veel, maar na de mis buurtte hij op het kerkplein honderduit. Met Sjef van Kosse, Piet van Pauwkes, Hermus Hurk, Bernard Quinten, Bert Driekskes, Bert van de Keer en andere mensen, die wat kloterij betrof allemaal op dezelfde klomp speelden. Als Kulhannes het zijne gezegd had, ging hij naar veldwachter Egelmeers, die in zijn zondagse pak vanaf het bordes van het raadhuis het gemeentenieuws bekend maakte. Of hij toepelde op z'n gemak naar huis toe. Samen met Driek Rul, z'ne kameraad, die vaak met hem mee liep.
Onderweg zei Driek niet veel, maar Kulhannes praatte voor twee. Over de pastoor en zijn meid, de Bossche markt en de Boxtelse lent, over de stier van Jan Skoen en de geitebok van Bey Asters en zo van alles werd er onderweg bepraat.
Thuis gekomen, namen Kulhannes en Driek, als de zon huilde, hun intrek in d'n hêrd, de grootste kille ruimte van het voorhuis. Met een bakske koffie van Marie, de zuster van Kulhannes en gezeten op 'ne biezenmatten stoel kon dan het gesprek verder gaan over onder andere het werk en de kerk, over prullen en kwallen, heksen en spoken en ook over kabouters.
Beschrijving
Bron
Commentaar
Naam Overig in Tekst
Kulhannes   
Spitske   
Krolsenbocht   
Den Berg   
Willeke   
St. Jan's Onthoofding   
Sjef van Kosse   
Piet van Pauwkes   
Hermus Hurk   
Bernard Quinten   
Bert Driekskes   
Bert van de Keer   
Egelmeers   
Boxtelse lent   
Jan Skoen   
Bey Asters   
Driek Rul   
Marie   
Naam Locatie in Tekst
Peerkesbos   
Broek   
Boxtel   
Snijersstraat   
Bossche markt