Hoofdtekst
Yets aardighs.
Een jongen, siende dat sijn Vaders baart onder de kin groeyde, soo dorst hy qualijck seggen, dat hy een baart als een Bok had; Maer hy sey. Vader gy hebt een baart als een Leeuw. De vader weêrom Wel Iongen hebt gy wel Leeuwen gesien? Ia, antwoorde den Schalck, daer loopen er een deel op de Schans Wel Iongen, sey de Vader, dat zyn Bocken. Vader sulcke meen ick, sey de Ionge.
Een jongen, siende dat sijn Vaders baart onder de kin groeyde, soo dorst hy qualijck seggen, dat hy een baart als een Bok had; Maer hy sey. Vader gy hebt een baart als een Leeuw. De vader weêrom Wel Iongen hebt gy wel Leeuwen gesien? Ia, antwoorde den Schalck, daer loopen er een deel op de Schans Wel Iongen, sey de Vader, dat zyn Bocken. Vader sulcke meen ick, sey de Ionge.
Beschrijving
Een jongen ziet dat de baard van zijn vader onder de kin groeit. Hij zegt dat het net de baard van een leeuw is, omdat hij niet durft te zeggen dat zijn vader op een bok lijkt.
Bron
Jan Pietersz. Meerhuysen, De geest van Jan Tamboer of Uytgeleeze stoffe voor de klucht-lievende ionckheydt, Amsterdam, 1659, drie delen
Commentaar
1659
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:22