Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

BOEKV089 - Van een student.

Een sprookje (), 1800 - 1804

Hoofdtekst

Van een student
Daar waren eenmaal drie studenten en die gingen uit reizen en kwamen zoo in een land daar de vrouwen toe de vensters uit lagen.
Terwijl ze daar door een dorp liepen, lagen de vrouwen er met het hoofd toe het venster uit; en een student lachte daar een vrouw zoo blijd aan en zij hem. Zij gingen voort; maar de vrouw stuurde hem de meid achterna, die zei dat hij reis bij haar vrouw komen moest. De student ging met (1) in huis, maar daar werd hij geblinddoekt binnengeleid. Toen kwam hij bij de vrouw en hij kreeg daar van allerhande lekkernijen. Bij het afscheid zei de vrouw dat hij er niet van moest praten, en hij ging weer naar de andere studenten.
Den volgenden dag kwamen ze weer voorbij de vrouw en de student en de vrouw lachten weer blijd. Zij gingen voort; maar de vrouw stuurde weer de meid achterna en hij ging weer met in huis en werd geblinddoekt binnengeleid. Ze brachten hem in een kamer die heel met zwart behangen was; en er stond een tafel, die was ook zwart bekleed, en daar lag een zweerd op. Daar bleef hij, maar hij kreeg niets te eten; enkel bracht de meid hem somtijds wat water.
Toen zei de meid tegen hem: "Wij moeten hier vannacht beiden sterven." "Zoo," zei de student, "en is er geen middel om dat te ontkomen?" Toen zei de meid: "Daar is geen middel om dat te ontkomen anders niet dan door het kakhuis heen te kruipen." "Dan moeten wij daar maar door," zei hij; "wij zullen malkaar er door helpen." En zij gingen er door; en toen ze buiten het huis waren, gingen zij elk hunsweegs. De student ging naar zijn andere makkers toe; en niet lang daarna reisden ze weer met malkander naar hun eigen land en hun eigen huis.
Toen gebeurde het eens dat de student die in dat huis was geweest met zijn vader buiten de stad ging wandelen, en ze gingen daar in een herberg om een zoopje te koopen, of wat anders. Terwijl zij daar waren, kwam er nog een man en die ging daar ook zitten, en die schikte al dichter en dichter bij den vader en bij den student. Op het lest zat hij naast hem en hij liet hem eens snuiven. Toen zag de student in de snuifdoos een mooi portret, en dat was zijn eigen portret. Hij ging nu met zijn vader buiten de herberg en zei dat hij zijn portret in de snuifdoos had gezien. Toen ze weer binnenkwamen zei de vader: "Laat mij ook ereis snuiven." De man zei: "Goed." En de vader zag het beeld. Toen vroeg hij: "Wat beduidt dat, dat daar zoo een beeld op staat?" En de man antwoordde, dat als ze een mooi mensch zagen, dat ze dat dan uitschilderden. Maar de vader geloofde dat natuurlijk niet en zei, dat het niet waar was, en dat hij hem maar zou zeggen wat de bedoeling was. Toen vertelde de man, dat het om zijn zoon te doen was. De vader vroeg, of daar geen afkomen aan was. "Neen," zei de man, "daar is geen afkomen aan." Toen stelde de vader voor, dat hij hem geld zou geven, en dat ze dan zouden zeggen dat zijn zoon gestorven was. Dat ging aan en ze lieten het doodsbericht door de regeering onderteekenen en ze stuurden den brief weg met den man, en zoo bleef de zoon vrij.

1. Mee

Onderwerp

SINAT 0999 - Andere Räubergeschichten    SINAT 0999 - Andere Räubergeschichten   

Beschrijving

Drie reizende studenten komen in een land, waar de vrouwen met het hoofd naar buiten liggen. In een dorp lacht een der studenten zo'n vrouw toe en hij wordt binnengevraagd en krijgt allerlei lekkers. De volgende dag wordt hij weer binnengevraagd en krijgt slechts water in een zwarte kamer, waar een zwaard ligt. De meid zegt, dat ze beiden die nacht moeten sterven, tenzij ze ontsnappen via de wc. Ze kruipen erdoor en gaan ieder hun weg. Eens komt deze student met zijn vader in een herberg en ziet iemand met zijn portret in een snuifdoos, maakt zijn vader erop attent en deze koopt een doodsbericht en laat de man zeggen, dat zijn zoon gestorven is.

Bron

G.J. Boekenoogen 'Nederlandse sprookjes en vertelsels' in: Volkskunde 17 (1905), pp. 60-62 N°69

Commentaar

1800-1804 (zie opm.)
Naar een tusschen 1800 en 1804 geschreven hs. met sprookjes. Het hs. werd mij welwillend ten gebruike afgestaan door de familie Brongers te Ezinge.

Het betreft een tekst die later is uitgegeven als Het Boek van Trijntje Soldaats.
Andere Räubergeschichten

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20