Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

CLUCHT044

Een mop (kluchtboek), 1554

Hoofdtekst

Die .XLII. cluchte.

Een coninck beriep ses die de alder gheleerste philosophen die hy in zijn conincrijck hadde, ende adt by haer. Ende hadde die sesse in twee deelen ghedeylt: dry saten achter die tafel ende drye voor, ende hi bovenaen. Ende sprack tot den dryen achter die tafel: 'Ghi sult my seggen wat u op aertrijck alderbeste behaecht, daernae wil ic dese dryen oock een vraghe vragen.' Die eerste sprack: 'My behaecht ten besten dat die wil des menschen niet en heeft dat hi geerne hadde, want omdat die werelt nu boos is ende die menschen so tot boosheyt geneycht syn. Want waer 't dat die mensch hadde wat hy begheerde, so soude hy ten quaetsten sijn. Nu moet hy veel dinghen laten dat hi dan doen soude.' Die ander sprack: 'My behaecht dat al tijtelijck lust met bitterheyt gemengt is, gelijck openbaer is. Want alle in tijtlijcke vruechde is bitterheyt. Waer 't sake dat so niet en ware, so souden die menschen noch veel booser ende lustbegherigher sijn.' Derde syde. 'My behaecht dat alle boosheyt, leckernye ende ander boeverije een eynde heeft. Want waer 't dat si altijt duerden, so soud 't den boosen beter op aertrijck gaen dan den goeden.' Doen sprack die coninc totten anderen dryen: 'Ghi heeren sult my segghen waer af dat ghy u aldermeest op aertrijck verwondert.' Die eerste sprack: 'My verwondert dat dye dye wijste gheacht sijn, die allergrootste sotten sijn. Dat behoeft meerder verclaringhe: want dat eewighe goet ende die dinghen dye God aengaen si op dat alderminste achten.' Die ander seyde: 'My verwondert dat die alderschoonste van geestelijcke dingen spreken ende ten alderqualijcste daer na doen.' Die derde seyde: 'Mi verwondert dat een mensch in eenen staet leeft daer hy niet in sterven en derf. Want waer 't dat hy in dien staet storf, so waer hi verdoemt.' Die coninck loefde hen dat si so wel ghesproken hadden. Uut desen ses stucken mocht men een gansch boeck schrijven, die 't cost.

Beschrijving

Een koning nodigde zes zeer geleerde filosofen aan tafel. Hij verdeelde hen in twee groepen van drie en vroeg groep 1: 'Zeg mij wat op aarde u het meest behaagt.' De eerste sprak: 'Mij behaagt het meest dat de mens zijn zin niet krijgt, want de mens is tot het kwaad geneigd. Dus als de mens zijn zin zou krijgen dan kan dat alleen maar slecht aflopen.' Die tweede sprak: 'Mij behaagt het meest dat alle tijdelijke lust met bitterheid gemengd is. Als dat niet het geval zou zijn, was de mens nog wellustiger.' De derde sprak: 'Mij behaagt dat aan alle boosheid een einde komt. Was dat niet het geval dan zou het met de kwaden beter gaan dan met de goeden.' Toen sprak de koning tot de andere drie: 'Zeg mij heren, waarover u zich op aarde het meest verbaast.' Die eerste sprak: 'Mij verbaast dat degenen die voor zeer wijs doorgaan de grootste zotten zijn, want zij slaan geen acht op de eeuwigheid en de dingen die God aangaan.' De tweede zei: 'Mij verbaast dat degenen die het mooist over geestelijke zaken kunnen spreken zich daar zelf het slechtst aan houden.' De derde sprak: 'Mij verbaast dat de mens in een staat leeft, waarin hij niet kan sterven of hij is verdoemd.' De koning prees hen voor hun antwoorden.

Bron

H. Pleij, J. van Grinsven, D. Schouten & F. van Thijn: Een Nyeuwe Clucht Boeck. Een zestiende-eeuwse anekdotenverzameling. Muiderberg 1983.

Commentaar

1554
Bron: Pauli, Schimpf und Ernst 107.

Naam Overig in Tekst

God    God   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:22