Hoofdtekst
Die .XLVII. cluchte.
Een peerdtuyscher woude hem eens beteren ende ginck in S. BERNARTS orden. Op eenen tijt seide de abt tot hem: 'Broeder, neemt dat peerdt, dat grau maencken, ende rijde 't in de stadt, daer is 't jaermert, ende vercoope 't. Het is noch aensienlic, het sal tenminsten noch XII gulden gelden.' Die goede broeder, gelijck hi een peerdtuyscher geweest was, reet ter mert metten peerde. Als men 't besach, vraechden si den broeder hoe dat hij 't geven woude. Die broeder antwoordes 'Om twaelf gulden.' Men vraechde of 't jonc was. Die broeder antwoordes 'Neen, het is wel XVI jaer out.' Men vraechde: 'Siege 't oock wel?' Die broeder antwoordes 'Niet seer wel.' Hi seyde altijt die waerheijt. Niemant en woude 't coopen. Hi voerden 't wederom thuys. Die abt sprack: 'Waerom en hebt ghi dat peerdt niet vercocht?' Die broeder antwoordes 'Niemant en wil 's coopen als ick haer seyde hoe jonc dattet was ende hoe dattet eenen brille op die nuese behoefde.' Die abt sprac: 'Waerom hebt ghij 't haer gheseyt?' Die broeder sprack: 'Ic heb in die werelt ghelogen ende bedroghen ende ben daerom in een orden gegaen om mijn leven te beteren. Ende mijn siele is mi liever dan een out peerdt. Ick en wil niemanden bedriegen, daerom ben ick geestelijck worden.'
Een peerdtuyscher woude hem eens beteren ende ginck in S. BERNARTS orden. Op eenen tijt seide de abt tot hem: 'Broeder, neemt dat peerdt, dat grau maencken, ende rijde 't in de stadt, daer is 't jaermert, ende vercoope 't. Het is noch aensienlic, het sal tenminsten noch XII gulden gelden.' Die goede broeder, gelijck hi een peerdtuyscher geweest was, reet ter mert metten peerde. Als men 't besach, vraechden si den broeder hoe dat hij 't geven woude. Die broeder antwoordes 'Om twaelf gulden.' Men vraechde of 't jonc was. Die broeder antwoordes 'Neen, het is wel XVI jaer out.' Men vraechde: 'Siege 't oock wel?' Die broeder antwoordes 'Niet seer wel.' Hi seyde altijt die waerheijt. Niemant en woude 't coopen. Hi voerden 't wederom thuys. Die abt sprack: 'Waerom en hebt ghi dat peerdt niet vercocht?' Die broeder antwoordes 'Niemant en wil 's coopen als ick haer seyde hoe jonc dattet was ende hoe dattet eenen brille op die nuese behoefde.' Die abt sprac: 'Waerom hebt ghij 't haer gheseyt?' Die broeder sprack: 'Ic heb in die werelt ghelogen ende bedroghen ende ben daerom in een orden gegaen om mijn leven te beteren. Ende mijn siele is mi liever dan een out peerdt. Ick en wil niemanden bedriegen, daerom ben ick geestelijck worden.'
Beschrijving
Een paardenhandelaar wilde zijn leven beteren en trad daarom in de orde van de heilige Bernard (van Clairvaux). Op een dag droeg de abt hem op een oud paard op de jaarmarkt voor 12 guldens te verkopen. De ex-paardenhandelaar gaat naar de stad, vraagt 12 guldens voor het paard, en geeft eerlijk antwoord op alle vragen. Niemand wil het paard hebben, en hij keert terug naar de abdij. De abt vraagt hem waarom hij het paard niet verkocht heeft. Als hij hoort hoe het gegaan is, vraagt hij waarom hij zo eerlijk was. Daarop legde de ex-paardenhandelaar uit dat hij zijn hele leven gelogen en bedrogen had, en dat hij nu zijn ziel belangrijker vond dan een oud paard. Hij was niet voor niets geestelijke geworden.
Bron
H. Pleij, J. van Grinsven, D. Schouten & F. van Thijn: Een Nyeuwe Clucht Boeck. Een zestiende-eeuwse anekdotenverzameling. Muiderberg 1983.
Commentaar
1554
Bron: Pauli, Schimpf und Ernst 111.
Naam Locatie in Tekst
Bernard (van Clairvaux) 
Bernard (van Clairvaux) 
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:22