Hoofdtekst
Van eenen BEYER.
Daer reysden twee BEYERS op eenen tijt over velt. Dese quamen in een herberghe ende ontbeten 's morghens eyeren. Doen si ghedaen hadden ende buyten 't huys waren, seyde die een totten anderen: 'Hoe heb ick den weerdt daer bedroghen. Ick hebbe daer een eye met een kiecken gheten ende ic en hebbe maer het een betaelt.' Hy hadde een vuyl eye gheten.
Daer reysden twee BEYERS op eenen tijt over velt. Dese quamen in een herberghe ende ontbeten 's morghens eyeren. Doen si ghedaen hadden ende buyten 't huys waren, seyde die een totten anderen: 'Hoe heb ick den weerdt daer bedroghen. Ick hebbe daer een eye met een kiecken gheten ende ic en hebbe maer het een betaelt.' Hy hadde een vuyl eye gheten.
Beschrijving
Twee mannen ontbeten in een herberg met eieren. Toen ze weggingen zei een van hen dat hij de waard bedrogen had, omdat hij een ei met een kuiken had gegeten, en maar voor een daarvan betaald had. Hij had een bedorven ei gegeten.
Bron
H. Pleij, J. van Grinsven, D. Schouten & F. van Thijn: Een Nyeuwe Clucht Boeck. Een zestiende-eeuwse anekdotenverzameling. Muiderberg 1983.
Commentaar
1554
Bron: Bebel, 2, 35
Naam Locatie in Tekst
Beyer   
[Beieren]   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:22