Hoofdtekst
Der sieten ris in kear in stik of hwat fékooplju by elkoar yn 'e trein. Dy hienen de greatste wille mei elkoar, mar it wienen allegear fuile grappen dy't se fortelden.
Der siet ek in doomny by har yn 'e coupé. Dy komt ynienen oerein en seit: "Schamen jullie je niet dat jullie hier zo'n vuile taal uitslaat? Het is beestachtig wat jullie er uitbraken. Ik ben predikant, ik moet er wel op aandringen jullie tot inkeer te brengen. Jullie moet je bekeren."
"O, mijnheer," sei ien fan 'e fékooplju, "dat wisten wij niet dat U dominé was. Als we het geweten hadden was het niet gebeurd."
"Dat geeft allemaal niks, wie ik ben," sei de doomny, "zulke dingen moeten jullie niet zeggen, niet in de trein, en ook niet op andere plaatsen. Jullie moet je bekeren."
Doe krigen dy fékooplju in hiel fatsoenlik gesprek mei de doomny.
Mar doe sei ien fan har ynienen tsjin 'e doomny: "Gelooft u ook in dromen?"
"Ja zeker wel," sei de doomny, "ze zijn vaak uitgekomen."
"Nou doomny," sei dy man, "ik had van de week zo'n eigenaardige droom. Ik kan me nog niet begrijpen wat dat geweest is."
"Mag ik hem eens horen? Misschien kan ik hem u uitleggen."
"Nou," sei de fékoopman, "ik lag op de rug in bed en ik droomde en ik droomde. En ze bouwden een fabriek op mij. Maar plotseling werd ik wakker, en weg was de fabriek, maar de schoorsteen stond nog overeind."
"Nou wil ik geen minuut langer bij jullie blijven," sei de doomny, "ik ga direkt bij jullie uit de coupé vandaan."
En hy gong lulk fuort.
Der siet ek in doomny by har yn 'e coupé. Dy komt ynienen oerein en seit: "Schamen jullie je niet dat jullie hier zo'n vuile taal uitslaat? Het is beestachtig wat jullie er uitbraken. Ik ben predikant, ik moet er wel op aandringen jullie tot inkeer te brengen. Jullie moet je bekeren."
"O, mijnheer," sei ien fan 'e fékooplju, "dat wisten wij niet dat U dominé was. Als we het geweten hadden was het niet gebeurd."
"Dat geeft allemaal niks, wie ik ben," sei de doomny, "zulke dingen moeten jullie niet zeggen, niet in de trein, en ook niet op andere plaatsen. Jullie moet je bekeren."
Doe krigen dy fékooplju in hiel fatsoenlik gesprek mei de doomny.
Mar doe sei ien fan har ynienen tsjin 'e doomny: "Gelooft u ook in dromen?"
"Ja zeker wel," sei de doomny, "ze zijn vaak uitgekomen."
"Nou doomny," sei dy man, "ik had van de week zo'n eigenaardige droom. Ik kan me nog niet begrijpen wat dat geweest is."
"Mag ik hem eens horen? Misschien kan ik hem u uitleggen."
"Nou," sei de fékoopman, "ik lag op de rug in bed en ik droomde en ik droomde. En ze bouwden een fabriek op mij. Maar plotseling werd ik wakker, en weg was de fabriek, maar de schoorsteen stond nog overeind."
"Nou wil ik geen minuut langer bij jullie blijven," sei de doomny, "ik ga direkt bij jullie uit de coupé vandaan."
En hy gong lulk fuort.
Beschrijving
In een trein zitten veekooplui elkaar vieze grappen te vertellen, totdat de dominee, die ook in de coupé zit zich ermee bemoeit en ze tot inkeer wil brengen. Een van hen vraagt of de dominee in dromen gelooft en vertelt dan zijn droom: hij droomde dat er om hem heen een fabriek werd gebouwd. Toen hij wakker werd was de fabriek weg, maar de schoorsteen stond nog overeind. Daarop gaat de dominee er haastig vandoor.
Bron
Collectie Jaarsma, verslag 1038, verhaal 5 (archief Meertens Instituut)
Commentaar
24 juni 1973 (?)
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:21