Hoofdtekst
Joost van Leeuwen discoureerde in de Leijdsche schuyt met juffer van Wijck, van het vrouwelijck geslagt. 'Jae', seyde Joost, de Schrift seyt erof dat de wijsheyt in een vrouw eveleens was als een degen in de handen van een dolle man.' R. 'Het kan wel waer wesen, maer ick weet niet dat ick dat oyt gelesen hebbe.' R. 'Het staet er wel degelijck, en wil j'er op wedden, ick sal het u bewijsen.' R. 'lck geloof het wel. mijnheer. ' R. 'Je doet warachtig wel dat ghij het gelooft, ick sweer je dat ick anders soude moeyte gehadt hebben om het u te bewijsen.'
Beschrijving
Joost en juffrouw van Wijck hadden het over het vrouwelijk geslacht. Volgens Joost stond er in de bijbel dat de wijsheid in een vrouw gelijk was aan een degen in de handen van een dolle man. Juffrouw van Wijck zei dat ze zich niet kon herinneren dat ooit gelezen te worden. Joost zei dat hij het haar zou bewijzen, en dat het er wel degelijk stond. Van Wijck zei toen dat ze het wel geloofde. Daar was Joost blij om, want hij zou het anders maar moeilijk hebben kunnen bewijzen.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Joost van Leeuwen   
Leijdsche schuyt   
Van Wijck   
de Schrift   
Naam Locatie in Tekst
Leiden   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20