Hoofdtekst
Jacob in Oost-Indiën gekoomen zijnde, wierdt met al sijn muggesifterijen en bedillen leelijck uytgelacchcn. R. 'Ick verstae mij bij mijn ziel den handel niet, ick meen nae desen alles te laeten loopen soo als 't wil en mij te houden of ick blind was.' R. 'Ghij sult seer wel doen, mijnheer, want ghij sult altoos bevinden dat de glaseslijpers een sullen halfblind eerst maecken en een ooge doen toedoen, omdat se dan sooveel klaerder en verder door haer verrekijckers souden konnen sien.'
Beschrijving
Jacob werd erg uitgelachen omdat hij zo zeurde. Daarom besloot hij alles voortaan op zijn beloop te laten. Een ander zei dat hij daar goed aan deed, want glasslijpers maken eerst iemand halfblind, omdat diegene dan veel helderder en verder door hun verrekijkers kunnen zien.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Jacob   
Oost-Indiën   
Naam Locatie in Tekst
Oost-Indië   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20