Hoofdtekst
Een gierige vent moest een morgen lands met sijn cousyn deelen. Maer daer was geen accordeeren, geen koop noch verkoop mede gemengt. Men souw dan het landt deelen. De cousin, om met de vent geen doen te hebben, gaf hem de grootste helft: Noch klaegde hij dat hem te kort was geschiedt. R. 'Wel, hebt ghij niet uw halve mergen en meer?' R. 'Jae, ick heb wel de grootste, maer de slechtste helft.' R. 'Gaet heen, gij hebt deshalven niet te klagen.'
Beschrijving
Een gierige man en zijn neef moesten een stuk land delen. Om geen gezeur te hebben, gaf de neef hem de grootste helft. Nog was de man niet tevreden: hij had wel de grootste, mar de slechtste helft. De neef zei dat hij niets te klagen had.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20