Hoofdtekst
De heer Caspar Studler van Zurck vraegde aen een van de kijckers aen 't verkeerbordt of hij niet mede speelen [wou]. R. 'Neen, mijnheer, ick speel niet.' R. 'Hoe soo, wij speelen immers maerom een soeticheyt.' R. "t Is waer, maer ick hebbe twee redenen waerom dat ick het laet. Ten eersten omdat ick geen geldt en hebbe en ten...'. R. 'Al genoeg, mijnheer, al genoeg, wij behoeven de andere niet te weten.'
Beschrijving
Een heer vroeg aan een toeschouwer of hij mee wilde gokken met het spel waarnaar hij keek. Deze antwoordde van niet, om twee redenen. De eerste was dat hij geen geld had. De tweede reden hoefdede heer al niet meer te weten.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Caspar Studler van Zurck   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20