OVER0872

Een lootgieter, niet van de alderbijgeestigste, in 't gelagh komende daer een pluymassier sat die met een glaesje in sijn handt helderop een deuntje song, vraegende aen de lootgieter wat sijn geest bedroefde en waerom hij niet doe als hij. R. 'Och vrient, ick heb den ganschen dach met gewichtige saecken besig geweest en een werck begonnen daer de meeste swaerigheydt van de weerelt in steeckt. Ghij daerentegen scheyt er licht en vindt nergens minder swaericheyt als in het druckste van uwen arbeydt.'

Een wat bedrukte loodgier komt in een drinkgelegenheid en treft daar een pluimassier (een man die veren opmaakt en verkoopt), die vrolijk zingt met een glas in de hand. Hij vraagt waarom de loodgieter niet met hem mee doet. De man antwoordt dat hij de hele dag met belangrijke zaken bezig is geweest. Ja, hij is zelfs met een zaak begonnen waar de grootste zaken van de wereld in te vinden zijn. Hij merkt daarbij op dat de pluimassier er makkelijk zijn behoefte doet en dat die nooit meer opluchting ervaart in het drukste van de daar te verrichten arbeid.

Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.

Derde kwart zeventiende eeuw

2013-03-01 14:46:20