Hoofdtekst
Toen Ons Heer de rivieren gordelde rond de Brabantsche vlakten - blauwe slingers neven heidebloeisel en lissengroen - sierde Hij mee welige bochten de dartele Dommel en schiep eenen rijzigen canada uit het zand van de Meyerij. Zoo zongen de zoomen van deez' rivier het slapende zaaisel wakker en rezen op den rand de rijen geboomte, - glimlach van een stroef zandgewest. Tusschen het blinkende groen miek de mulder zijn molenrad en de drift van de Dommel dreef het meel uit het graan. De boorden van de Dommel vlokten van 't schuim door het wielgewentel der watermolens. De mulders wierden rijk en hielden knechten die trouwden mee mulderinnen. Zoo draaiden de wielen op trouwen en graan en was er het werk een dagenlust. Omtrent honderd jaar geleden stond 'ne bruin geblakerde muldersknecht tusschen het saamgedreven vuil vóór het molenrad te polsen op den Eckhart te Woensel. Temidden van stekken en groensel stiet zijn spaan op een eikenblok. Het blonk van uchtendzon en leek op het lijk van eenen mensch. Uit de kolken van de Dommel kunt ge veel verwachten, maar toen de muldersknecht het hut bekeek en zag hoe het 'n beeld was van de Moeder Gods, hoe de gesneden kleedij verweerd was en de gratie van haar gezicht was weggespoeld, hoe het Kind zijn hoofd omtrent kwijt was, zoodat het lang, wel twee honderd jaar in 't water zou hebben gelegen, kreeg hij schrik om 't weg te gooien en liep er mee naar de muldersvrouw. Dat was een braaf mensch. Want zij wiesch het beeld zuiver mee groene zeep en zand en sierde het mee 'n oude falie en geribbelde kaarsen. En de mulder, die zwaar ziek lag, genas van het bidden tot Maria onder de falie, zoodat zij een kostbaar erfstuk wierd tot den kleinzoon toe. Maar in diens dagen goot men voor de parochie gaaf gestemde klokken en droeg het volk mildere gaven bij dan eieren en een ribbestuk. Zoo bracht de kleinzoon van den mulder de verweerde Maria, en iemand die heel goed meende, streek haar glad mee veelkleurige verven... De Dommel dartelt door een vruchtbaar land! Want stroom op- en nederwaarts gaan sindsdien de menschen naar de nieuwe kapel van Fellenoord en dragen Maria's zegen mee naar de fabriek of 't boerenhof.
Onderwerp
SINLEG 0082 - Das Bild treibt (stromaufwärts) in dem Fluss (auch wenn es von Stein oder Marmor ist) oder wird am Ufer gefunden.   
Beschrijving
Een rijke molenaarsfamilie heeft een watermolen aan de Dommel. Op een dag ziet de molenaarsknecht iets liggen in het water wat eruit ziet als het lijk van een mens. Het is echter het beeld van Maria met het kind in haar handen. Het beeld is grotendeels vergaan. De knecht neemt het mee naar de molenaarsvrouw die het schoon maakt. De molenaar geneest vervolgens van zijn ziekte. Het beeld komt als erfstuk in de familie terecht. Op een dag geeft iemand het aan de parochie. Daar wordt het opgeknapt en mooi geverfd.
Bron
Jehan Kuypers, Lieve Vrouwkes van Brabant of Eenen krans van Maria-legenden. Maastricht [etc.], 1938. p. 27-32
Commentaar
April 1938
Zie onder beeld een beeltenis van de twee Maria beelden.
Das Bild treibt (stromaufwärts) in dem Fluss (auch wenn es von Stein oder Marmor ist) oder wird am Ufer gefunden.
Naam Overig in Tekst
Brabantse   
Eckhart   
Moeder Gods   
Maria   
Fellenoord   
Ons Heer   
Naam Locatie in Tekst
Dommel   
Meyerij   
Woensel   
Kind   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20