Hoofdtekst
Appolonia Hendrickx, die op Noorda, op mijnheer Nicolaes de Haes sijn plaets woonde, klaegde schrikkelijck over haer tantpijn. 'Geeft mij een kanne wijn', sey Piet Blaubeck, 'ik sal maeken, dta gij van u leven geen pijn in u tanden sult hebben.' R. 't Is gedaen.' R. ' Maer gij moest mij al naeseggen wat ik u voorsegh, ende dat op hetselfde fatsoen. Spreeck ik hart, gij moet het mee doen, spreeck ik langsaem, spreeck ik ras, gij moet mij volgen.' R. 'Ik sal daer wel op letten.' R. 'Ick Appolonia Hendricks.' R. 'Ick Appelonia Hendricks.' R. 'Geve aen Piet Blaubeck.' R. 'Geve aen etc.' R. (nu heel ras presto) 'Al mijn tanden die ik in mijn mont heb.' R. 'Al mijn tanden, etc.' R. 'Nu is het gedaen, ik win de kanne wijn, want gij sult nu van u leven niet in u tanden, maer wel in de mijne pijn hebben.'
Beschrijving
Appolonia Hendrickx had vreselijke tandpijn. Piet Blaubeck zei dat hij, in ruil voor een kan wijn, ervoor zal zorgen dat zij haar hele leven geen pijn in haar tanden meer zal hebben. Zij moet hem nazeggen en hij zegt een heel verhaal waarbij het er op neer komt dat Appolonia al haar tanden aan Piet zal geven. Na afloop zegt Piet dat Appolonia voortaan geen pijn meer in haar tanden, maar in de zijne zal hebben.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
derde kwart 17e eeuw
Naam Overig in Tekst
Appolonia Hendrickx   
Piet Blaubeck   
Nicolaes de Haes   
Noorda   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20