Hoofdtekst
Oabel Stòk
De Groninger Volksalmanak van 1839 heeft een langademig verhaal van twee dorpen aan een stroom, die nog geen naam hadden. De pastoor en de koster wisten er geen raad op.
De Snijder nam het eerst het woord;
Want 't is aan lieden van dat soort
Vaak eigen 't eerst te spreken.
De smid was 't niet met hem eens, noch de snikkevoarder, noch de barbier, de kastelein of de boeren. Nu treedt Abel Stòk 't gezelschap binnen: wie 't verste springen kan, mag de naam geven.
Hij gaat en haalt te midden van 't getier
Een stok van duizend voet, vier duim en
[drie kwartier.
Hij neemt zijn aanloop, springt zo hoog, dat hij ras in een donkere wolk verscholen is. Toen riep 't verzameld volk:
'Och hadden wi den mensche weer!'
Zo is Menscheweer aan zijn naam gekomen.
Onderwijl kwam Abel aan de andere kant naar beneden.
Juist blies een bakker op zijn hoorn,
Ten teeken, dat er op dat pas
Een baksel wittebrood geboren
En voor een elk verkrijgbaar was.
Dat dorp zal Den Hoorn heten, zei de springer, die een geweldige honger had.
En tot een gedachtenis van dit zeldzame voorval heet de brug, die er later gelegd is, toen men niet meer 20 gemakkelik springen kon, ten eeuwigen dage de
Oabel Stòkstertil.
Gewaagt alzo de overlevering van een sprong door de lucht, de geschiedenis leert, dat het juist andersom is geweest.
Men moest niet over dat water, maar er dóór. Op dat punt was namelik een ondiepte; de schepen werden daar over gesleept en de wagens reden er door.
En om nu de plaats aan te duiden, waar het presies was, liet de abt van 't klooster in de Marne er een stok bij zetten. Dit was de Abtsstok.
Toch kwam de tijd, dat er geen Olden en geen Nijenklooster in de Marne meer bestond en dat het volk niet meer wist, wat een abt was. En de stok werd weggenomen, omdat het Zijldiep werd doorgegraven. De nu onbegrepen naam moest weer duidelik zijn en zo kwam de volksfantazie aan Oabel Stòk.
Of is ook dit geen geschiedenis, maar een nieuwe legende?
(Zie V. d. Aa, Aardr. Wdb. en ook K. ter Laan, Nw. Gron. Wdb., blz. 627).
De Groninger Volksalmanak van 1839 heeft een langademig verhaal van twee dorpen aan een stroom, die nog geen naam hadden. De pastoor en de koster wisten er geen raad op.
De Snijder nam het eerst het woord;
Want 't is aan lieden van dat soort
Vaak eigen 't eerst te spreken.
De smid was 't niet met hem eens, noch de snikkevoarder, noch de barbier, de kastelein of de boeren. Nu treedt Abel Stòk 't gezelschap binnen: wie 't verste springen kan, mag de naam geven.
Hij gaat en haalt te midden van 't getier
Een stok van duizend voet, vier duim en
[drie kwartier.
Hij neemt zijn aanloop, springt zo hoog, dat hij ras in een donkere wolk verscholen is. Toen riep 't verzameld volk:
'Och hadden wi den mensche weer!'
Zo is Menscheweer aan zijn naam gekomen.
Onderwijl kwam Abel aan de andere kant naar beneden.
Juist blies een bakker op zijn hoorn,
Ten teeken, dat er op dat pas
Een baksel wittebrood geboren
En voor een elk verkrijgbaar was.
Dat dorp zal Den Hoorn heten, zei de springer, die een geweldige honger had.
En tot een gedachtenis van dit zeldzame voorval heet de brug, die er later gelegd is, toen men niet meer 20 gemakkelik springen kon, ten eeuwigen dage de
Oabel Stòkstertil.
Gewaagt alzo de overlevering van een sprong door de lucht, de geschiedenis leert, dat het juist andersom is geweest.
Men moest niet over dat water, maar er dóór. Op dat punt was namelik een ondiepte; de schepen werden daar over gesleept en de wagens reden er door.
En om nu de plaats aan te duiden, waar het presies was, liet de abt van 't klooster in de Marne er een stok bij zetten. Dit was de Abtsstok.
Toch kwam de tijd, dat er geen Olden en geen Nijenklooster in de Marne meer bestond en dat het volk niet meer wist, wat een abt was. En de stok werd weggenomen, omdat het Zijldiep werd doorgegraven. De nu onbegrepen naam moest weer duidelik zijn en zo kwam de volksfantazie aan Oabel Stòk.
Of is ook dit geen geschiedenis, maar een nieuwe legende?
(Zie V. d. Aa, Aardr. Wdb. en ook K. ter Laan, Nw. Gron. Wdb., blz. 627).
Onderwerp
TM 2061   
Beschrijving
Twee dorpen aan een stroom hebben nog geen naam. In het ene dorp is er ruzie om diegene die de naam mag verzinnen. Abel Stok oppert dat degene die het verst kan springen, de naam mag verzinnen. Hij springt vervolgens zo hoog, dat hij in een donkere wolk verscholen zit. Het verzameld volk roept dan: 'Och hadden wi den mensche weer'. Vandaar de naam van het dorp Menscheweer.
Het andere dorp had ook geen naam. Abel kwam er neer van zijn sprong, net toen een bakker op zijn hoorn blies dat het brood klaar was. Daarom heet dat dorp nu nog altijd Den Hoorn.
Het andere dorp had ook geen naam. Abel kwam er neer van zijn sprong, net toen een bakker op zijn hoorn blies dat het brood klaar was. Daarom heet dat dorp nu nog altijd Den Hoorn.
Bron
Laan, K. ter. Groninger overleveringen. Zutphen, 1930. p. 170
Commentaar
1930
Hoe het dorp (de stad, heuvel, het stuk land) aan z'n naam is gekomen
Naam Overig in Tekst
Oabel Stòk   
Abel   
Abel Stok   
Menscheweer   
Snijder   
Oabel-stòksterstil   
Abtsstok   
Oldenklooster   
Nijenklooster.   
Naam Locatie in Tekst
Stok   
Den Hoorn   
Marne   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20