Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

KEMP213 - Van heksen en maren: Het zieke been

Een sage (boek), 1925

Hoofdtekst

Het zieke been
Te Gulpen verkeerde een jonkman met een meisje dat de naam had een heks te zijn. De ouders van de jongeman waren er zeer tegen dat hij omgang met haar had, en drongen zo lang bij hem aan, dat hij de verkering afmaakte.
Op zekere dag was hij naar de kermis in een naburig dorp gegaan. Laat in de nacht, tussen twaalf en een, kwam hij naar huis en moest daarbij over een weide. De volle maan scheen helder; het leek wel dag. Onder een groep bomen hoorde hij muziek en dans.
'Daar moet je bij zijn,' dacht hij in zijn kermisstemming. Hij ging eropaf en toen hij naderbij kwam, zag hij dat daar verscheidene jonge meisjes aan het dansen waren.
'Joechhei!' riepen de juffrouwen toen ze hem zagen. Zij nodigden hem uit met haar te dansen en zij gaven hem ook een beker wijn, die hij op haar gezondheid moest ledigen.
Daarna koos hij zich onder de meisjes er een uit, die hem het meest beviel en danste met haar mee in de kring.
Toen hij met haar een poosje gedanst had, kwam een van de andere meisjes naar hem toe en spuwde hem de hele tijd in het gelaat. Hij trok zich daar niets van aan en danste, en dronk uit de beker die telkens voor hem werd gevuld.
Terwijl zij echter zo aan het dansen waren, nieste een van de meisjes. 'God zegene u!' riep de jonkman haar toe, maar toen hij dit zeide, was alles plotseling verdwenen, behalve de beker die hij nog in de hand hield.
Hij troostte zich al gauw over het verlies van zijn schone danseres, denkende, je hebt toch in ieder geval de beker, en ging naar huis. Onderweg sprong hem de gehele tijd een zwarte kat tussen de benen. Zij legde het er maar op aan, hem te doen struikelen.
Toen hij thuiskwam, vroeg zijn moeder hem al dadelijk: 'Wat heb je daar voor een vies ding in de hand!'
'Wel, dat is een beker, die hebben de juffrouwen met wie ik heb gedanst, mij gegeven!'
'Ben je gek, jongen! Kijk eens goed!'
De jonkman keek en zag nu, evenals zijn moeder het had gezien, dat hij niet een beker, maar een paardepoot in de hand hield. Zijn moeder gebood hem, die paardepoot dadelijk op de mestvaalt te werpen. Dat deed hij.
De volgende morgen voelde hij zich echter niet wel en klaagde hij over pijn in het linkerbeen. Dat werd al erger en erger. Een dokter werd erbij gehaald, maar deze kon niets aan het been merken. Een tweede dokter, eveneens geroepen, verklaarde hetzelfde. En zo moest de jongeman geruime tijd het bed houden.
Daar de toestand niet veranderde en duren bleef, meende de moeder, ten einde raad, dat er iets achter schuilde. Daarom steide zij haar jongen voor, zijn vroegere liefste eens bij hem te laten komen. De jongen was daar echter niet erg over te spreken en hij was ook bang een weigerachtig antwoord te krijgen. Van de andere kant was hij er nog altijd niet van overtuigd dat zij een heks zou wezen, en daarom liet hij haar roepen.
Het meisje kwam en om toch wat te zeggen, vroeg de jongen haar, waarom zij hem nog niet eens had bezocht. Zij moest toch wel wetendat hij ziek was. 'Neen, daar heb ik niets van geweten!' antwoordde zij. Hij vertelde haar toen alleen iets over het been en verzweeg de nachtelijke ontmoeting met de danseres.
Zij vroeg hem, het been eens te mogen zien. Hij voldeed aan haar verzoek; nauwelijks had zij het been gezien of zij zeide, terwijl zij er een naald uittrok: 'Domme ezels, jij en de dokters, heeft nu geen van jullie drieën kunnen zien, dat er een naald in je been stak!'
Nadat zij de naald eruitgetrokken had, was het been ineens genezen. Zij had intussen bewezen, wel degelijk een heks te zijn; de jongen wilde sindsdien niets meer van haar weten. Hij had nu het bewijs dat zijn ouders gelijk hadden.

Beschrijving

Een jongeman moet het met zijn meisje uitmaken van zijn ouders, omdat zij de reputatie heeft een heks te zijn. Na een kermis gaat de jongen 's nachts door het bos en komt op een heksenfeest terecht. Hij mag dansen met een mooi meisje en uit een wijnbeker drinken. Bij thuiskomst blijkt de beker echter een paardenpoot te zijn en de volgende dag is de jongen ziek. De dokters kunnen het niet helpen. Zijn vroegere vriendin komt eraan en haalt een naald uit zijn been: nu is hij genezen. Desalniettemin weet de jongen nu zeker dat zijn meisje een heks is en wil niets meer van hem weten.

Bron

Kemp, Pierre. Limburgs Sagenboek. Gebrs van Aelst. Maastricht, 1925.
Herdruk: ca. 1970

Commentaar

1925 (Herdruk ca. 1970)
Dit verhaal is te vinden in het hoofdstuk 'Van heksen en maren'.

Naam Overig in Tekst

God    God   

Naam Locatie in Tekst

Gulpen    Gulpen   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20