Hoofdtekst
De lindeboom van Kan
In Kan woonde eens een weduwe wier kind in de Jeker verdronken was. Kwade tongen betichtten haar van moord. Zij werd voor het gerecht getrokken en op een zomermiddag zaten de schepenen, onder voorzitterschap van de schout, bij elkaar onder de dorpslinde om recht te spreken in die zaak.
Het was zo heet als het in de zomer maar zijn kan en zo stil dat zich geen blad op de bomen roerde en er was ook geen wolk te zien. Voor en tegen in de zaak was al gehoord, of beter gezegd, alleen het tegen, want er kwam niemand die zich voor de arme weduwe opdeed. De strenge schout, nog altijd bang dat de gerechtigheid te kort zou worden gedaan en dat de schepenen, die mee het vonnis moesten vellen, zich zouden laten beInvloeden door de meelijwekkende toestand van de arme weduwvrouw, spoorde hen nog eens aan, alleen rechtvaardig te zijn en eindigde met de volgende woorden: 'Zo min als het in deze zomerhitte kan sneeuwen en het nacht kan zijn bij volle zonneschijn, moogt gij gebruik en wet versmaden en deze vrouw vrijspreken!'
Maar nauwelijks had de schout zo gesproken of, wonder, donkere wolken pakten zich samen waar eerst geen wolkje te zien was, verduisterden de hemel en doofden de gloed van de zon; het werd al donkerder en donkerder en de omstanders, zowel rechters als toeschouwers, konden elkaar nauwelijks meer zien. ledereen schrok van wat er ging losbreken.
Maar toen de lucht kort daarop klaarde en het noodweer over was, zagen allen nog een wonder te meer, want heel de linde was overdekt met sneeuw. Nu kon de menigte zich niet meer inhouden en werd er van alle zijden geroepen: 'De Hemel heeft gesproken; haar onschuld is nu bewezen!'
De beschaamde, hardvochtige schout die te streng was geweest, evenals de schepenen, konden haar op dit teken van boven niet anders dan vrijspreken. Gezamenlijk begaven de rechters, de door God zo wonderdadig vrijgesprokene en alle toeschouwers zich nu naar de kerk, om God te danken dat er niet een onrechtvaardig vonnis was geveld.
In Kan woonde eens een weduwe wier kind in de Jeker verdronken was. Kwade tongen betichtten haar van moord. Zij werd voor het gerecht getrokken en op een zomermiddag zaten de schepenen, onder voorzitterschap van de schout, bij elkaar onder de dorpslinde om recht te spreken in die zaak.
Het was zo heet als het in de zomer maar zijn kan en zo stil dat zich geen blad op de bomen roerde en er was ook geen wolk te zien. Voor en tegen in de zaak was al gehoord, of beter gezegd, alleen het tegen, want er kwam niemand die zich voor de arme weduwe opdeed. De strenge schout, nog altijd bang dat de gerechtigheid te kort zou worden gedaan en dat de schepenen, die mee het vonnis moesten vellen, zich zouden laten beInvloeden door de meelijwekkende toestand van de arme weduwvrouw, spoorde hen nog eens aan, alleen rechtvaardig te zijn en eindigde met de volgende woorden: 'Zo min als het in deze zomerhitte kan sneeuwen en het nacht kan zijn bij volle zonneschijn, moogt gij gebruik en wet versmaden en deze vrouw vrijspreken!'
Maar nauwelijks had de schout zo gesproken of, wonder, donkere wolken pakten zich samen waar eerst geen wolkje te zien was, verduisterden de hemel en doofden de gloed van de zon; het werd al donkerder en donkerder en de omstanders, zowel rechters als toeschouwers, konden elkaar nauwelijks meer zien. ledereen schrok van wat er ging losbreken.
Maar toen de lucht kort daarop klaarde en het noodweer over was, zagen allen nog een wonder te meer, want heel de linde was overdekt met sneeuw. Nu kon de menigte zich niet meer inhouden en werd er van alle zijden geroepen: 'De Hemel heeft gesproken; haar onschuld is nu bewezen!'
De beschaamde, hardvochtige schout die te streng was geweest, evenals de schepenen, konden haar op dit teken van boven niet anders dan vrijspreken. Gezamenlijk begaven de rechters, de door God zo wonderdadig vrijgesprokene en alle toeschouwers zich nu naar de kerk, om God te danken dat er niet een onrechtvaardig vonnis was geveld.
Beschrijving
Een rechter roept tegen zijn schepenen over een vrouw die van de moord op haar kind verdacht wordt: 'Zo min als het in deze zomerhitte kan sneeuwen en het nacht kan zijn bij volle zonneschijn, moogt gij gebruik en wet versmaden en deze vrouw vrijspreken!'
Het is een prachtige zomerdag, maar plotseling pakken de donkere wolken zich samen en ligt er sneeuw op de lindeboom. Iedereen weet nu dat de Hemel heeft gesproken en de vrouw onschuldig is.
Het is een prachtige zomerdag, maar plotseling pakken de donkere wolken zich samen en ligt er sneeuw op de lindeboom. Iedereen weet nu dat de Hemel heeft gesproken en de vrouw onschuldig is.
Bron
Kemp, Pierre. Limburgs Sagenboek. Gebrs van Aelst. Maastricht, 1925.
Herdruk: ca. 1970
Herdruk: ca. 1970
Commentaar
1925 (Herdruk ca. 1970)
Dit verhaal is te vinden in het hoofdstuk 'Van onrechtvaardige vonnissen'.
Naam Overig in Tekst
God   
Naam Locatie in Tekst
Kan   
Jeker   
Hemel   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20