Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

ISLOOTW010

Een sage (mondeling), vrijdag 26 oktober 2007

Hoofdtekst

[16.21]

IML: Ik heb eh wel een verhaal zelf geschreven, nog niet zo lang geleden. Over eh ik woon in de gemeente Heusden. In Heusden zit 't streekarchief voor de hele streek. En eh dat is niet een heel lang verhaal natuurlijk, maar dat is wel al een verhaal over de componist Jacob van Eyck. Heel beroemd, maar helaas niemand kent 'm. Jij moet 'm kennen als je in Utrecht woont. Hij heeft eh, hij is geboren in Heusden en eh in de eh Tachtigjarige Oorlog, rond 1590. En eh is later naar Utrecht gegaan en heeft daar het carillonspel van de Domtoren eh mooi gemaakt en heel beroemd gemaakt. Zo beroemd voor heel Europa. Dus 't carillon en eh fluitspeelmuziek heeft ie gemaakt. En hij is dus eigenlijk bij kennis een beroemde componist. Maar mensen kennen hem hier niet en twee weken geleden met de archievendag eh werd ik gevraagd om daar een verhaal over hem te vertellen dus daar heb ik een verhaal voor gemaakt.
IS: Ok, en hoe gaat dat verhaal?
[...]
IML: Aan het einde van de 16de eeuw toen de Tachtigjarige Oorlog was, was Heusden al een vestingstad. Dr werd hier heel veel gevochten, want er zaten eh soldaten van eh de prins van Oranje en soldaten die vochten voor eh de koning van Spanje. In die tijd moest er natuurlijk ook geld opgehaald worden om de eh om 't leger financieel te steunen. En uhm Goyenaart van Eyck was uhm woonde in Heusden was van adel, was in die zin al een belangrijk man, maar bovendien was hij degene die de belasting moest innen. Nou was hij daar niet zo goed in, hij maakte dr zelfs een puinhoop van en hij is gevangen gezet in eh in Den Haag. Toen die uit de gevangenis kwam overdacht ie z'n leven heel snel, want hij had een dochtertje, hij was getrouwd met Heilwich Bax. Een naam die hier ook eh nog steeds bestaat. Uhm samen hadden ze een dochtertje en dat werd opgevoed door de ouders van Heilwich, in 's-Hertogenbosch, door een familie die koos eh voor de Spaanse kant. Zelf had hij gekozen voor de protestantse kant, dus eh voor prins van Oranje. En eh hij had ook een zoontje gekregen, Casper, daar was die heel trots op dat was een leuk manneke. Maar nou was Heilwich opnieuw bevallen en dit kind was toch wel heel anders dan z'n grote broer. Ja, grote broer dat kan je wel zeggen, want dit, dit leek wel een wurm, zo klein en hij was ook nog blind. Wat moet daar van komen. Na als Goyewiek eh Goyenaart had geweten hoe 't zou gaan met z'n zoon Jacob van Eyck, dan had ie zich nooit zo'n zorgen hoeven maken. Jacob eh, o nee dan stap ik over en dan ga ik ook zitten, want ik doe eerst 't eerste stukje vertel ik staand en dan ga ik zitten. En dan kruip ik in de huid van Jacob, die achter 't raam zit in z'n Utrechtse patriciërswoning in de zon. En hij is blind, maar hij voelt de eerste warme zonnestralen van 't voorjaar, van 1657 op z'n handen vallen. En in de verte hoort ie 't carillon van de Domtoren. Aah, 't carillon. Ha, 't is Johan Dix mijn goede vriend en opvolger die daar speelt. Fijn dat ik die muziek hoor, maar 't kon beter en dan overdenkt Jacob zijn leven. De tijd dat die geboren is in Heusden en de tijd dat ie nu hier gaat sterven in Utrecht. Maar, wat heb ik een mooi, mooi leven gehad. Ik zal 't kort vertellen, want anders wordt 't wel een heel lang verhaal, maar... Hij overdenkt de tijd dat die samenleefde in Heusden met z'n gezin, met z'n zusje, z'n jongere zusje dat al gauw groter was dan hijzelf, Anna. Z'n andere zusje Suzanna en vooral Anna was een lieve meid. Die nam hem vaak mee in de straten van Heusden, maar ik Jacob hoorde altijd veel meer dan hij eh zij. En dan zei ik tegen haar: "Hoor je de soldaten daar in de verte, ze komen uit de kroeg en ze komen deze kant op, ze maken ruzie." Anna had niks gehoord, niet totdat ik het had gezegd. Ik rook ook meer, [verteller snuft] Anna ruik jij die stront in de straten? En ik hoorde Anna ruiken, maar ze zei: "Hoezo, 't ruikt toch altijd zo?!" En dan ooh verschrikkelijk dat carillon en ik kon Anna gewoon naar me voelen kijken en dan kijken naar de carillon, hoog in de stadhuistoren. "Jacob, 't carillon dat is muziek dat is toch mooi, dat is beter dan die herrie van die soldaten." Ja dat kon ze wel, dat kon ze wel denken, maar 't klonk niet goed. En op één van die dagen ben ik Anna ontvlucht. Ze was aan 't praten, aan 't kletsen met een vriendinnetje. En ik had al twee keer 't carillon horen spelen hoog in de toren. En nog waren die twee meiden niet uitgepraat. En Anna was kwaad toen ze me later terug vond. Maar ja, ik zei tegen haar als je dan twee gezonde ogen hebt, gebruik ze dan ook voor wat je in de gaten moet houden. Maar die opmerking vond ze niet leuk. Dus ze had 't kunnen weten, ik was rechtstreeks naar 't stadhuis gegaan. En ik had geluk, want op 't moment dat ik daar naar binnen wilde stappen, kwam d'r net de schout naar buiten. Ja, 't was zo'n jonge schout, ik ben ik ben eigenlijk nu wel met m'n oude leeftijd vergeten hoe die heette maar ik had wel geluk, want hij kende m'n vader. Hij vond 't ook helemaal niet gek dat ik daar was en hij liet me binnen. En ik was er ook al vaker geweest en als je één keer weet waar je bent geweest en je vond 't belangrijk, weet je 't altijd terug te vinden. Dus ik liep rechtstreeks naar de trap naar 't carillon, helaas ik kwam niet zo ver, en toen werd ik er al weer afgehaald. Maar op die manier heeft meester van Niethuysen mij wel leren kennen, de carillonspeler. Hij hoorde ook van mij hoe vaak ik buiten zat bij de soldaten die buiten aant muziek waren maken een fluit en de trommels en de schalmei, dat is een heel mooi blaasinstrument, en hoe ik op de rand van 't kasteel zat daar tegen de muur. Als andere kinderen aan 't spelen waren, dan luisterde ik naar de soldaten. En nu, nu zei van Niethuysen tegen mij: "Jacob, jonge Jacob, ik zal eens met je vader moeten gaan praten om te vragen of je niet naar het collegium musicum kan, de muziekschool." En ik, ik kan me niet herinneren dat ik 'm antwoord heb gegeven, maar ik voel nu nog hoe warm ik werd van binnen. En s.. eh wat zei ik, collegium musicum aah. Dezelfde avond al kwam meester van Niethuysen, maar mijn vader die inmiddels weer werk had die was op reis, die was naar Zeeland. M'n moeder stuurde alle kinderen naar buiten, alleen ik moest binnenkomen. En 't duurde nog dagen voor mijn vader eh moeder met mijn vader kon overleggen of ik naar 't collegium mocht. M'n vader vond 't maar niks, dat kostte 'm te veel geld vond ie. Maar ik denk dat ik daar 't grootste geluk heb gehad aan 't feit dat ik blind was, want wat moest een blinde dwerg anders in een stad die in oorlog is, dan naar 't collegium musicum. En toen leerde ik hoe belangrijk muziek voor mij is en hoe prachtig, althans als het zuiver gespeeld wordt. 'T heeft geduurd tot aan het Bestand, dat 12 jaar heeft geduurd, voor ik voor 't eerst in de toren kon klimmen. Ik denk dat ik geluk had dat 't Bestand was afgekondigd. Want de toren is ook de uitkijkpost, waardoor je om heel de wijde omgeving van de vesting kunt kijken. Je ziet de landerijen dus je weet precies waar alle legers liggen, gelegen liggen. Ja, dat zegt men mij, ik heb het niet gezien. Maar toen 't Bestand was afgekondigd, mocht ik voor het eerst naar boven. Meester van Niethuysen liep voor mij uit. Hij deed de luiken open en achter mij liep er nog iemand van 't stadhuis, voor 't geval ik naar beneden zou vallen. Pfoe, naar beneden vallen ha als je weet dat je naar boven wil dan ga je toch niet naar beneden, ik ben zelfs nooit uitgegleden. Dat ze toen we helemaal bovenin waren het luik hebben dichtgedaan bij het carillon, nou dat was logisch, want 't is er bijna te klein om met z'n tweeën te staan. En bovendien, zo is het er wel lekker rustig. Ja, dat is al een hele tijd geleden, zo'n 45 jaar geleden, vijf-en-veertig jaar. Is 't ook al zo lang geleden dat ik in de stadsherberg zat in Heusden, samen met de klokkengieter en de stadsorganist. Ik zei hun dat er een nieuwe speeltafel moest komen in het carillon. En hoewel ik inmiddels eigenlijk al volwassen was, vonden ze mij nog steeds een snotaap. Maar we zaten aan een rijk gedekte tafel met veel wijn en misschien heeft de wijn me wel geholpen, want uiteindelijk stemden ze toe. Er kwam een nieuwe speeltafel en de timmerman, de stadstimmerman maakte dr voor mij meteen de speciale kruk bij, één met treetjes waar ik zelf op kon. En ik had mijn ambities, ik wilde niet in Heusden blijven, ik kende inmiddels mijn talenten. En wat had ik een geluk dat ik toen naar Holland mocht, zo'n lange reis, op zoek naar een nieuwe to.. eh klok voor 't carillon. De klok heb ik niet gevonden, maar ik heb wel heel veel mensen leren kennen. Die maakten meerdere reizen, mensen uit Utrecht leerden mij kennen. En zo kwam ik ook voor het eerst in Utrecht terecht, omdat de hoge heren van de Domkerk wilden dat ik daar kwam. M'n eerste reis was maar van korte duur, ik kreeg bericht dat m'n moeder ging sterven en ben spoorslag teruggekeerd naar Heusden. Vader was al dood, moeder had dr testament geschreven en toen ik thuiskwam zat Anna naast het bed van moeder, in stille tranen. En moeder overleed en een jaar later brak de pest uit en ik wist dat ik niks meer te zoeken had in Heusden. En toen ben ik definitief teruggekeerd naar naar eh Utrecht. De heren van de domtoren wilden mij niet meer laten gaan. Ik moest voor hen muziek maken, de allermooiste muziek en ik moest daarmee Utrecht beroemd maken, erg beroemd, zo beroemd dat iedereen de muziek kon horen, het hele volk. En dat iedereen uit Europa toe zou komen stromen. Zo is 't gegaan, ik werd aangenomen en ik verdiende geld, heel veel geld, heel veel. Maar wat veel belangrijker was, ik mocht muziek maken, zo veel ik wilde, ik kon me helemaal uitleven, mijn twee grote liefdes; het carillon en de fluitmuziek. En als ik boven in het carillon zat te spelen, dan vertelde men mij dat de mensen beneden stil stonden te luisteren. Ik zag 't niet, al had ik ogen ik had 't niet gezien. Ik zag alleen de muziek die in mijn hoofd speelde. En op zondag dan moest ik spelen in de tuin van de Janskerk. En alle mensen uit Utrecht kwamen om te luisteren en zelfs de rijke adel van buiten Utrecht kwam met hun koetsen. En ze wandelden en ze stonden stil. Maar vooral, ze luisterden. En nu zit ik hier in mijn stoel en ik luister naar de muziek van het carillon in de Domtoren en ik weet dat ik hier mijn huis niet meer uitkom. Maar 't geeft niet. Het is 26 maart 1657 en ik hoor muziek, hemelse muziek. [korte stilte] Dat was 't leven van Jacob van Eyck.

Beschrijving

Het levensverhaal van Jacob van Eyck. Hij was een beroemde carillonspeler voor onder andere de Domtoren in Utrecht, maar Jacob komt oorspronkelijk uit Heusden. Zijn twee liefdes waren de fluitmuziek en het carillon. Jacob was blind en had daardoor en veel scherper gehoor.

Bron

Letterlijk afschrift van MP3 opname: I.M. Leeuwenburgh 26 okt. 2007.WAV

Commentaar

26 oktober 2007
Deel van een interview met Inger Marlies Leeuwenburgh, afgenomen door Ilse Slootweg.
IML = Inger Marlies Leeuwenburgh, IS = Ilse Slootweg.

Naam Overig in Tekst

Jacob van Eyck    Jacob van Eyck   

Tachtigjarige Oorlog    Tachtigjarige Oorlog   

Domtoren    Domtoren   

Goyenaart    Goyenaart   

Heilwich Bax    Heilwich Bax   

Casper    Casper   

Spaans    Spaans   

Jacob    Jacob   

Anna    Anna   

Johan Dix    Johan Dix   

Suzanna    Suzanna   

Niethuysen    Niethuysen   

Bestand    Bestand   

Naam Locatie in Tekst

Heusden    Heusden   

Utrecht    Utrecht   

Europa    Europa   

Spanje    Spanje   

Oranje    Oranje   

Den Haag    Den Haag   

's-Hertogenbosch    's-Hertogenbosch   

Zeeland    Zeeland   

Holland    Holland   

Janskerk    Janskerk   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:21