Hoofdtekst
Als men van grusame straffe sprack en onder andere hoe men eertijts de misdadige plagt voor de beesten te werpen, soo seyde iemant: ' 't Most schrickelijck sijn tegen een wolf te campen.' Een ander vraegde of er in sijn oordeel geen vervaerlijcker beesten als wolven waeren, waerop hij antwoorde; 'Hij hadt veel van de felheyt dier beesten hooren seggen, doch hadt er noyt gesien, omdat er in sijn lant geen waeren.' Waerop d'andere seyde: 'Soo is 't geen wonder dat er sooveel esels sijn.'
Beschrijving
Toen men het had over de gewoonte om misdadigers voor de beesten te werpen, zei iemand dat het verschrikkelijk moest zijn geweest om tegen een wolf te vechten. Een ander vroeg of hij geen gevaarlijker dier dan een wolf kende. Hij zei wel gehoord te hebben over andere dieren, maar deze nog nooit gezien te hebben, omdat deze dieren in zijn land niet voorkwamen. De ander antwoordde hierop dat het dan geen wonder was dat er zoveel ezels in zijn land waren.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20