Hoofdtekst
Iemant, sittende bij een ander aen 't vuer praten, vertelde hem een quade tijdinge. Hij seyde: 'Gij behoort sulcx niet te vertellen.' 'Hoe soo', vraegde hij. 'Wel een quade tijdinge hoort men vroeg genoeg,' antwoorde den ander. Terwijl sij saten en praten sprong er een voncke viers op des anderen sijn kleet en brande daer een gat in. Hij dit ruyckende en voelende, wierp den vonck van sijn kleet en seyde tegen den ander: 'Waerom en hebt gij mij niet gewaerschout?' 'Wel', antwoorde hij, 'gij hebt mij daer stracx geseyt, dat men geen quade tijdinge behoort te seggen, dat men se vroeg genoeg hoort.'
Beschrijving
Twee mannen zitten bij een vuur. De een zegt tegen de ander dat hij geen slechte berichten moet vertellen, omdat die de betrokkenen snel genoeg bereiken. Als de een een vonck van het vuur op zijn kleding krijgt, zegt de ander daar niets van. Het slechte bericht zal hem immers snel genoeg bereiken.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20