Hoofdtekst
Een hont met een kint in de keucken sijnde, alwaer een ribbenstuck overhong, de hont siende 't stuck een weynich uyt 't water kijcken en daerna happende, verbrande sich en liet grimmende sijn tanden sien, waerop 't onnosel kint dese woorden uytschoot: 'Ja, soo gij dief als gij sijt, ick sal het mijn moederken seggen dat gij 't vleesch uytte pot wilt steelen en dat gij er noch om lacht.'
Beschrijving
Een hond en een kind zaten in de keuken. De hond hapte naar het stuk vlees dat stond te koken, maar verbrandde zich en liet zijn tanden zien van de pijn. Het kind zei dat hij aan zijn moeder zou vertellen dat de hond een dief was en er ook nog bij zat te lachen.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20