Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

LIMB008 - Greta van Limburg

Een sage (boek), 1923

Hoofdtekst

Greta van Limburg
Hertog Otsen van Limburg ging eens op jacht. Zijn dochter Greta vergezelde hem. Na het uitrijden van den stoet bemerkte de hertogin pas, dat het kind met haar vader mee was. Hierover bedroefde zij zich, want zij had een voorgevoel, dat het meisje een ongeluk bedreigde.
De hertog jaagde in het bosch. Opeens zag hij een mooi forsch hert, waardoor zijn jachtlust scherper geprikkeld werd. Maar bezorgd om zijn kind, beval hij haar bij de beek te wachten, totdat hij teruggekeerd zou zijn.
De achtervolging van het hert voerde echter de hertog en zijne jagers op een dwaalspoor, zoodat zij het meisje niet terugvonden. Dit smartte hen zeer.
Greta werd angstig en verdrietig, toen zij na lang wachten niets meer vernam van haar vader en zijne ridders. Want het begon te avonden en zij vreesde in handen van roovers te vallen of de prooi te worden van wilde verscheurende dieren. Schreiend, dacht zij over een middel om zich in veiligheid te stellen. Vlak bij haar stond een zware boom met dikke takken en weelderig loover. Behendig klom zij daarin.
Toen zij daar in het loover verscholen zat, hoorde ze iets: een man kwam onder den boom geloopen. Hij weende klagend om vrouw en kind. En toen hij den blik omhoog richtte, viel zijn oog bij toeval op het meisje in den boom. Dat verlichtte zijn gemoed. Hij was nu tenminste niet alléén meer en had iemand gevonden, wie hij zijn leed klagen kon. Nadat het meisje uit den boom gekomen was, vertelde hij jaar zijn ongeval. Greta deed ook zoo. En zij kwamen overeen bij elkaar te blijven, totdat een hunner zijn woning weer bereikt zou hebben.
Dan togen zij verder het bosch in en kwamen aan een kapel. Ze gingen er binnen. Tot hun verbazing zagen ze … een feestdisch, maar geen menschen. Zij begrepen, dat roovers bezit hadden genomen van het heiligdom.
De rijke maaltijd was onze lieden echter niet onwelkom, want zij hadden al lang niets te eten gehad. Schraalhans was er geen keukenmeester: eten en drinken stond er overvloedig. En zij deden zich eraan tegoed.
Doch nauwelijks waren zij van tafel opgestaan, of een prachtige koets, met mooie paarden bespannen, reed voor. Eenige dienaren gingen de kapel binnen en riepen vreugdig: “Eindelijk hebben wij onze Greta weergevonden! Edele jonkvrouw, neem dien man maar mee in het rijtuig!” En zij noodigden beiden uit om in te stappen.
Zij deden zoo. Want koets en paarden en dienaren leken het meisje bekend. Toch stak in dit alles een duivelsstuk. De Booze wilde hen op deze manier in nog grooter leed brengen. Toen zij in het rijtuig hadden plaats genomen, vielen beiden in een diepen slaap, waarvan de duivel gebruik maakte om hen meer dan tweehonderd mijlen ver weg te voeren. Bij hun ontwaken bevonden zij zich, ver verwijderd van alle menschen, in een andere wildernis. Greta werd mismoedig. Doch de koopman troostte haar en spoorde haar aan op god te vertrouwen. Die zou hen zeker helpen. Vier dagen doolden zij rond zonder iemand te ontmoeten.

Den vierden dag zagen zij in de verte een groot prachtig kasteel. Blijgestemd togen zij erheen. Bij de poort hoorden zij vroolijke muziek, en toen zij door de vensters keken, bemerkten zij, dat er in de zalen gefeest en gedanst werd. Zij lieten den zwaren klopper op de eikenhouten poort vallen, waarop de wachter hun opendeed en vroeg wat zij wenschten.
Toen zei Greta: “Alleen wat eten en drinken.”
Maar de portier deed of hij haar kende, en vroeg: “Zijt gij niet de dochter van den hertog van Limburg? Kom toch gauw binnen. Uw vader is hier en is zeer bezorgd om u.”
Greta toonde zich heel verheugd over dit onverwachte nieuw en snelde naar de zaal. Zij vond er haar vader, naar zij meende. Hij riep den burchtheer en zei tot hem: “Toon toch mijn dochter uw goud en uwe diamanten eens!”
Dat deed de burchtheer, terwijl hij vleiend de jonkvrouw toesprak: “Dit alles zal u toebehooren, genadige vrouwe, als ge mijn echtgenoote worden wilt.”
Greta werd verlegen en antwoordde: “Maar, edele jonker, hoe zou dat mogelijk zijn! U bent te rijk om met iemand als ik te trouwen!”
Nu trad een dienaar op haar toe en noodigde haar ter tafel, waar, zooals hij voorgaf, haar vader met ander heeren haar wachtten. Zij en de koopman gingen de aangeduide zaal binnen. Bij hun komst riepen de daar aanwezige gasten hun vol vreugde toe: “Weest welkom en neemt plaats en laat het u smaken!”
Doch Greta zei: “Wij zullen eerst God danken voor de goede gaven, die ons hier geboden worden.”
De gastheer beduidde echter: ‘Wel, dat is niet noodig! Laat aanstonds den beker met wijn rondgaan en verkwikt u!”
“Heer, wij willen de vrome zeden onze vaderen volgen en ons houden aan de oude gebruiken des lands,” hernam de koopman. En met Greta begon hij het Onze Vader te bidden.
Datzelfde oogenblik verdween voor beider blikken het slot met zijne gasten. Zij begrepen nu, dat de duivel hen weer had willen verstrikken in een hinderlaag.
Maar ditmaal waren zij zoo geschrokken van de duivelsche list, dat zij bezwijmden en geruimen tijd bewusteloos bleven. Weer tot bezinning gekomen, trokken zij moedig daar vandaan en liepen tot aan den oever van een groot water.
Dan sprak de koopman: “Ginds in de verte zie ik de kluis van een eremiet. Wacht hier even! Ik wil den heiligen man vragen, hoe het lang heet waar wij ons bevinden.”
Met die woorden ging hij heen in de richting der kluis.

Intusschen zag Greta een schip, dat langzaam naar den oever stevende. Na de landing kwamen eenige schippers naar Greta toe en vroegen, waarom ze daar zoo alleen ronddwaalde. Zij vertelde hun alles in naieve argeloosheid, waarna de mannnen haar aan boord noodigden: zij zouden dan op den koopman wachten en hen beiden weder naar Limburg terug brengen. Doch toen zij zich op het schip bevond, zeilden de schurken aanstonds weg, zonder zich te bekreunen om den koopman, die aan den oever stond te roepen dat zij hem ook zouden meenemen. Zij voeren verder en verder en kwamen eindelijk te Athene. Hier eischte de stadsgraaf de schoone jonkvrouw voor zich op, en zij bleef meer dan twee jaren bij hem.
De graaf van Athene had een zoon, die Etzyter heette. Hij werd verliefd op de edele maagd. Zijn moeder, een boosaardige vrouw, veelde dat echter niet en berispte haar zoon met bittere woorden, terwijl zij hem wegzond naar zijn broeder.
Etzyter, een voorgevoel hebbend van dreigend onheil, beval intusschen zijn geliefde in de schutse van een trouwen dienaar van den graaf, en gelastte hem aanstonds ervan in kennis te stellen, als haar iets overkomen mocht.
Greta was zeer bedroefd over het vertrek van den jongen held. Hij troostte haar met de belofte van een spoedig weerzien.
Na Etzyter’s vertrek ontbood de gravin de rechters der stad en betichtte de jonkvrouw, dat zij haar zoon had betooverd. Op dien grond eischte zij haar veroordeling tot den brandstapel.
De rechters verklaarden zich daartoe niet bevoegd. Eerst moest naar recht en billijkheid de beklaagde gehoord worden. Pas als zij schuldig bevonden werd, zou men haar mogen vonissen.
Maar hiervan wilde de gravin niets weten. Zij dreigde de rechters met ontzetting uit hun ambt, als zij niet aanstonds het verlangde vonnis velden. Zwichtend voor die bedreiging, daagden zij den volgenden morgen Greta voor zich en beschuldigden haar valschelijk, dat zij ’s nachts de gravin met een mes had willen vermoorden. De jonkvrouw voerde de krachtigste argumenten te harer verdediging aan, doch dat baatte niet. Zij werd veroordeeld om den volgenden morgen verbrand te worden.
De trouwe page had echter alles afgeluisterd en reed nu spoorslags naar Etzyter om hem in te lichten over wat er aanstaande was. Bij het vernemen hiervan schrok de jonge graaf. Hij mocht geen tijd verliezen. Dus steeg hij onmiddellijk te paard en reed naar Athene.
Hier voerde bij het aanschemeren van den morgen en het breken van het nachtelijk duister de beul de jonkvrouw uit den kerker, waarin men haar had opgesloten, naar de gerechtsplaats. De onschuldig veroordeelde, bleek en ontdaan, zich van een ieder verlaten ziende, stortte smartelijke tranen. Bij den brandstapel knielde zij echter kalm en getrooste neder, terwijl zij bad: “heer Jesus, ontferm u over mijne ziel! Hemelsche Vader, sta mij bij in de ure des doods! Gij weet, dat ik onschuldig sterf!”
Een der misdadige rechters spotte nog: “Wat vlugger, beul, met het vuur! Zij babbelt te veel.”
Maar onder die woorden naderde opeens Etzyter, zijn zwaard woedend zwaaiend. Hij reed recht op den brandstapel toe, nam de jonkvrouw in bescherming en gelastte den valschen rechter te verbranden.
Greta pleitte vergiffenis voor hen, maar Etzyter wilde hiervan niet hooren. Hij beval, niet alleen dan snooden rechter maar ook zijne misdadige moeder op den brandstapel te brengen.
De edele jonkvrouw stortte zich nu voor Etzyter op de knieën en smeekte om deernis en erbarming voor de gravin, terwijl zij haar geliefde wees op de zorgen en het leed, dat zijn moeder voor hem doorstaan had zoovele lange jaren, terwijl hij jong en hulpeloos was.
De jonge graaf, ontroerd door die woorden, spaarde zijne moeder.
Deze stierf spoedig daarna. Etzyter werd toen koning van Griekenland en huwde met Margaretha van Limburg. Het gansche land vierde feest bij gelegenheid van de luisterrijke bruiloft.
Nog lang leefden beide echtelieden gelukkig en tevreden en stierven een zaligen dood.

Beschrijving

Jonkvrouw blijft bij jachtpartij alleen achter in het bos, waar zij een man ontmoet waarmee ze verder optrekt. Na een maaltijd in een verlaten kapel komt er een koets die door de duivel is gestuurd. Ze komen in een veraf gelegen gebied terecht bij een kasteel waar wordt gefeest. Bij het gebed als dank voor de gaven verdwijnt het kasteel. Het schip dat de jonkvrouw naar huis zal brengen brengt haar echter naar Athene, waar ze wordt opgeëist door de stadsgraaf. Zijn vrouw stuurt de zoon die verliefd is op het meisje, weg, om het meisje te berechten. De zoon komt net op tijd terug om haar verbranding te verhinderen.

Bron

J. Kleijntjens, H.H. Knippenberg. Limburgsche sagen. Uit droom- en fantasiewereld I. Leiden 1923, p. 39-48.

Commentaar

1923
De tweede verteller is Kleijntjens, J.

Naam Overig in Tekst

Greta    Greta   

Otsen van Limburg    Otsen van Limburg   

God    God   

Onze Vader    Onze Vader   

Etzyter    Etzyter   

Heer Jesus    Heer Jesus   

Hemelsche Vader    Hemelsche Vader   

Margaretha van Limburg    Margaretha van Limburg   

Naam Locatie in Tekst

Limburg    Limburg   

Booze    Booze   

Athene    Athene   

Griekenland    Griekenland   

Plaats van Handelen

Limburg, Athene (Griekenland)    Limburg, Athene (Griekenland)   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20