Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

BLECOURTNB0044 - 1.44. Nog een nachtelijk avontuur

Een sage (boek), 1892

Hoofdtekst

1.44. Nog een nachtelijk avontuur
'Ja, 't is lang geleden', vertelde mij een bejaard man uit H., 'dat mijn grootvader zaliger, toen hij nog in zijnen jongen doen was, met twee zijner vrienden, even jeugdig en krachtig en weinig bevreesd, op een Zondag achtermiddag naar 't stadje H. gingen. Na met eenige kennissen een pintje te hebben gedronken, zoals dat wel gebeuren kan, was 't al laat geworden eer men op huis in deed. Vroolijk en druk stemmende, togen de jonge mannen voort tot M. Plotseling ontwaarden zij hier, dat zij zich op het kerkhof bevonden, dat met eene steenen schans omringd was, zonder dat zij wisten, hoe zij er gekomen waren. Na lang te hebben rondgetast zonder uitweg te kunnen vinden, werd er besloten de schans over te klimmen, 't geen gebeurde. Mijn grootvader en de eene zijner makkers waagden 't niet nog verder de hei in te gaan. Zij zochten de naaste herberg op, klopten den kastelein uit bed en bleven tot 't begon te dagen. De andere makker evenwel schold hen voor bloodaards en zei: Al kwam de duivel, dan ging 'k nog alleen - ik blijf hier niet. En - zoo gezegd, zoo gedaan. Hij ging. Nauwelijks echter was hij de hei ingetreden of daar ziet hij op den weg een hond liggen met gloeiende oogen en roode uit den bek hangende tong. Natuurlijk veranderde de nachtelijke wandelaar van spoor en ging aan de overzij van den weg, maar ook de hond stond op en kwam naast hem. Hij zette 't op een loopen - de hond bleef hem op zijde. Stond hij stil, de hond stond ook stil, ging hij verder, de hond deed eveneens en bleef steeds aan zijne zijde. Dit ging zoo voort tot aan de eerste woonhuizen van 't dorp H. waar de hond op eens verdween. Aan elke haarspier hing den reiziger wel een droppel zweet, toen hij de deur zijner woning opende en bewusteloos op eenen stoel nederviel. Men legde hem te bed, van waar hij de eerste acht dagen niet meer opstond en nog lang nadien bleef hij onder den indruk van 't gebeurde.'

Onderwerp

SINSAG 0333 - Spuktier erschreckt Wanderer (und begleitet ihn).    SINSAG 0333 - Spuktier erschreckt Wanderer (und begleitet ihn).   

Beschrijving

Vrienden komen 's avonds ongemerkt terecht op een kerkhof dat omgeven is door een stenen schans zonder uitgang. Ze klimmen over de schans, waarop twee mannen besluiten niet verder te gaan. De derde vindt hen lafaards en zegt dat zelfs als de duivel komt hij verder gaat. Onderweg wordt hij tot zijn woonplaats begeleidt door een hond met gloeiende ogen.

Bron

Willem de Blécourt, Volksverhalen uit Noord Brabant, Utrecht [etc.]: Het Spectrum, 1980. p. 41-42

Motief

B15.4.2.1 - Dog with fire in eyes.    B15.4.2.1 - Dog with fire in eyes.   

E421.3.6 - Ghosts as dogs with glowing tongues and eyes.    E421.3.6 - Ghosts as dogs with glowing tongues and eyes.   

Commentaar

1892
Motieven: B15.4.2.1 Dog with fire in eyes; E421.3.6 Ghosts as dogs with glowing tongues and eyes.
NA 1892: 605. Bewerking: Sinninghe 1933: 82 (no. 116), 1964: 82. S.S333.2; LS B101 grosser Hund; C1101-1300 Spötter auf dem Friedhof.
1. Schoolmeester en essayist. Verhalen vanuit Zeelst verzameld Opgetekend, verzameld en in vorm gegoten door Jacques Cuijpers (1850-1926), hoofdonderwijzer te Zeelst. Gepubliceerd in het Tijdschrift voor Noordbrabantsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde (TNG) I (okt. 1883 - okt. 1884), II (okt. 1884 - okt. 1885), en de Noordbrabantsche (Volks-) Almanak (NA), beide onder redactie van August Sassen. Cuijpers was goed bevriend met Sassen. Met hem en anderen placht hij wandelingen door de Noordbrabantse Kempen en de Peel te maken, waarbij onder meer aandacht werd geschonken aan de plaatselijke volkscultuur. De lichte spot die uit zijn verhalen klinkt wijst op een zeker cynisme tegenover het hem vertelde. Tegenover Sassen liet hij meer dan in de verhalen dit duidelijk uitkomen. Zo schreef hij over de verenkrans, die voor velen hét bewijs van hekserij was: 'Ze vullen ze op met wat de lui hebben. Draadjes vindt men allicht in de peluws; deze doen de veren ineen rollen, en 't is geen wonder er een lapje of een strooitje bij te vinden. En al zal zoo'n rommel ook al heel weinig geleken hebben op een krans of een poppetje - de verbeelding zal daar wel alles van kunnen maken, wat bijgeloovige menschen er in zien willen.' (brief aan Sassen, dd. 5 juli 1890, verz. Sassen inv. no. BB26).
Naast volksverhalen verzamelde meester Cuijpers materiaal betreffende allerhande volksgebruiken zoals kinderrijmen, kalendergebruiken, e.a. hetgeen eveneens in de genoemde tijdschriften gepubliceerd werd.
Spuktier erschreckt Wanderer (und begleitet ihn)

Naam Overig in Tekst

H.    H.   

Zondag    Zondag   

M.    M.   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20