Hoofdtekst
Ja nu we het toch over ontmoetingen in het bos hebben, dan zal ik uh eens vertellen over de oude tuinman. Dus de man van de weduwe, nouja van die dame die daar in dat uh tuinmans huis woonde. Die uh heb ik uh vaak als een schim door ‘t bos zien gaan, ik wist natuurlijk helemaal niet dat het de tuinman was, maar ik vermoedde het toch wel. En achter hem aan als een satelliet liep een heel klein wonderlijk wezentje, met een pet op het hoofd en uh nouja een tuinkabouter. En die was duidelijker dan de tuinman zelf. Een tuinman negeerde iedereen en alles en liep alleen rond en negeerde alles, ik kan me voorstellen dat want uh de moestuinen die waren hier helemaal verwilderd. Daar kon je eigenlijk niks meer mee doen ennuh dat hij zich niet zo happy voelde hier. Maar dat kleine mannetje dat uh liep als een tweede kleine tuinman rond en ik had nog nooit een uh tuinkabouter, laat ik het zo noemen, met een pet op gezien. Had nog met uh hoge lieslaarzen aan waar hij misschien één van de vijvers, wel eens duh boel schoon moest maken. En uh deze tuinkabouter heb ik nog heel vaak gezien en hij heeft altijd een had een speciale route hij had helemaal z’n eigen afgebakend stukje grond zoals een eekhoorn dat heeft en een ekster en allerlei natuurwezens.
Ikuh vind het wonderlijk dat die kabouter altijd probeerde zo precies op die uh tuinman uh te lijken. Maar hij was er zo mee verweven en soms denk ik wel eens dat deze tuinman, dit kleine humeurige vervelende ventje wel eens gezien heeft, hoewel kon hij zien dat zou hij er toch nooit over hebben gesproken, dus deze tuinman zou nooit gezegd hebben dat ie deze tuinkabouter, zijn satelliet zou ik maar zeggen, dat die ‘m ooit gezien heeft. Maar het was een vervelend humeurig kereltje, en bij nadere informatie doe je ook allemaal voorzichtig was deze tuinman ook een enorm vervelend humeurig kribbige mannetje.
Ja nou moet ik natuurlijk ommuh me duidelijk te maken, vertellen dat deze tuinman die ik dus door het bos zou lopen met die kleine kabouter achter zich aan, dat deze man al uh zeker vijftien jaar dood was.
Ikuh vind het wonderlijk dat die kabouter altijd probeerde zo precies op die uh tuinman uh te lijken. Maar hij was er zo mee verweven en soms denk ik wel eens dat deze tuinman, dit kleine humeurige vervelende ventje wel eens gezien heeft, hoewel kon hij zien dat zou hij er toch nooit over hebben gesproken, dus deze tuinman zou nooit gezegd hebben dat ie deze tuinkabouter, zijn satelliet zou ik maar zeggen, dat die ‘m ooit gezien heeft. Maar het was een vervelend humeurig kereltje, en bij nadere informatie doe je ook allemaal voorzichtig was deze tuinman ook een enorm vervelend humeurig kribbige mannetje.
Ja nou moet ik natuurlijk ommuh me duidelijk te maken, vertellen dat deze tuinman die ik dus door het bos zou lopen met die kleine kabouter achter zich aan, dat deze man al uh zeker vijftien jaar dood was.
Beschrijving
De vertelster komt vaak de overleden tuinman tegen. Er loopt altijd achter de tuinman een tuinkabouter aan, die erg op de tuinman lijkt.
Bron
Radio-uitzending Vonken onder de As (NOS)