Hoofdtekst
Een heer zat in de tram. Zijn gulp was los. Hij schaamde zich, want een dame zat tegenover hem. Hij besloot een praatje te maken en dan ongemerkt zijn broek vast te maken.
Hij begon dus: "Heeft u van Stottaai wel eens gehoord?"
"Neen mijnheer."
"Hij is hier in de stad."
"Zoo mijnheer?"
"Hoe? Heeft u hem nooit gezien?"
Meteen greep hij naar zijn gulp.
"O mijnheer," roept de dame verschrikt: "Ik wil hem ook niet zien, en als je doorzet, roep ik den conducteur."
Hij begon dus: "Heeft u van Stottaai wel eens gehoord?"
"Neen mijnheer."
"Hij is hier in de stad."
"Zoo mijnheer?"
"Hoe? Heeft u hem nooit gezien?"
Meteen greep hij naar zijn gulp.
"O mijnheer," roept de dame verschrikt: "Ik wil hem ook niet zien, en als je doorzet, roep ik den conducteur."
Beschrijving
Een heer in de tram merkt dat zijn gulp open staat. Om die ongemerkt voor de vrouw tegenover hem dicht te doen merkt hij op dat een bepaald iemand in de stad is, en grijpt naar zijn gulp op het moment dat hij vraagt of ze hem nooit heeft gezien. De vrouw roept dat ze hem niet wil zien, en als hij dat toch doet de conducteur er bij haalt.
Bron
Collectie Bakker (Archief Meertens Instituut)
Commentaar
28 november 1899
Naam Overig in Tekst
Stottaai   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:21