Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

SINVS005 - De jongen die de heer te slim af was

Een mop (boek),

Hoofdtekst

DE JONGEN DIE DE HEER TE SLIM AF WAS
Er was eens een arme jongen, die varkens hoedde bij een boer.Op zekere dag kwam de heer van het kasteel daar langs, keek eens naar de krulstaarten en vroeg toen: "Van wie zijn die biggen, jongen?"
"Van het varken," was het antwoord.
De heer keek lelijk op zijn neus, maar liet niets merken.
"Je schijnt me niet zo dom," zei hij zuur-zoet, "en ik zou graag eens met je willen praten. Weet je wat, je moest morgen bij me komen eten. Precies om negen uur moet je dan op het slot zijn. Zou dat gaan?"
"Zeker mijnheer, ik zal er zijn."
De jongen begreep wel dat de heer het niet goed met hem voorhad, maar hij ging toch. Hij besloot echter op zijn hoede te zijn en daar hij wist, dat er een kwade hond op het slot was, dacht hij bij zichzelf: zodra ze me morgen het slotplein zien opkomen, wordt die hond op me losgelaten, daar moet ik op voorbereid zijn.
Die avond zette hij strikken uit en de volgende morgen zat er in een van die strikken een haas; die stopte hij in een zak en met de zak op de rug ging hij welgemoed naar het slot. En jawel, nauwelijks had hij een voet op het slotplein gezet of daar stoof de grote bashond op hem af. Rrts... deed hij de zak open en hup... daar sprong de haas eruit.
Dadelijk vloog de hond achter de haas aan en de jongen kwam ongehinderd aan de voordeur. Hij klopte; geen antwoord. Hij klopte nog eens; weer bleef het stil. Voor de derde keer liet hij de klopper vallen, maar nog liet men hem wachten. Toen begon hij een roffel op de deur te slaan en jawel, eindelijk hoorde hij de stem van de heer:
"Wie is daar voor?"
"De deur."
Mijnheer opende toen de deur en vroeg hem, hoe hij tot hier gekomen was en de jongen vertelde het hem."
Jij bent mij te slim af geweest," zei de heer. "Kom maar binnen."
Klokslag twaalf werd het middagmaal opgediend en de jongen kreeg een plaats toegewezen tegenover de heer. Er werd schelvis gegeten. Op de schotel lagen twee vissen; een grote en een heel kleine. De heer nam de grote op zijn bord en liet de kleine voor de jongen over.In plaats van te eten, hield die het visje aan zijn oor en scheen aandachtig te luisteren.
"Waarom doe je dat?," vroeg de heer.
"Ik heb een lange tijd geen bericht van mijn broer gehad. Nu vraag ik de vis of hij ook iets van mijn broer heeft gehoord, toen hij nog in zee rondzwom."
"Wat zegt hij?"
"Hij zegt dat hij er niets van weet; hij is nog maar een paar weken oud. Maar die grote daar, die is veel ouder, die zal er zeker meer van weten."
"Vraag het hem dan eens," zei de heer en hij schoof hem zijn bord met de grote vis toe. De jongen hield ook deze vis aan het oor en luisterde aandachtig.
"Nu, wat zegt-ie," vroeg de heer."Hij weet er ook al niets van; voor straf zal ik hem maar opeten," en hij begon met smaak de grote vis op te peuzelen en de heer moest zich met de kleine tevreden stellen.
Je hebt me beetgehad, dacht de heer, maar het kan verkeren.
Toen de maaltijd afgelopen was, vroeg hij aan de jongen: "Houd je van wijn?"
"Ik heb nog nooit wijn geproefd, maar ik denk dat ik het wel zal lusten."
"Ga dan met de knecht naar de kelder; hij zal je op wijn trakteren. Daarna moet je maken dat je wegkomt."
Maar de heer had de knecht ingefluisterd, dat hij de jongen wel een slok wijn mocht geven, maar hem daarna flink moest afranselen met de karwats.
De jongen had wel gemerkt, dat ze samen iets bepraatten en hij was dus op zijn hoede.In de kelder lagen drie vaten naast elkaar; elk met een ander soort wijn gevuld.
"Laat mij deze maar eerst eens proeven," zei de jongen, nam de spon uit het vat en wierp die weg, terwijl hij de wijn in de kan liet lopen. Daarna proefde hij ervan, maar ondertussen liep de wijn uit het vat.
De knecht snelde toe en hield zijn duim voor het gat om de wijn niet te laten weglopen; onderwijl schold hij de jongen uit en riep hem toe de stop, die hij weggegooid had, weer op te rapen. De jongen stoorde zich niet aan hem, maar bleef rustig doordrinken, terwijl de knecht stond te trappelen van ongeduld.
Daarna zette hij de kan neer, en met de woorden: "Neen, die bevalt mij toch niet, ik zal een andere proeven," trok hij ook uit het tweede vat de stop, wierp die weg en vulde een tweede kan.
En ja, toen dat gebeurd was, moest de knecht ook zijn andere duim voor een spongat houden, opdat het tweede vat ook niet leeg zou lopen.
"Zoek nu gauw stoppen," riep hij, "dan zal ik het niet aan mijnheer zeggen."
"Zeg het maar gerust aan mijnheer, hoor!" zei de jongen, haakte de karwats, die aan de riem van de knecht hing, los en begon hem ermee te slaan.
De arme kerel schreeuwde en huilde en riep om hulp, maar de heer meende, dat de jongen afgerost werd en riep terug: "Ja, zo gaat het goed! Raak hem maar flink! Hij heeft wat verdiend."
"Daar dan!" riep de jongen en sloeg er nog eens op los.
Toen nam hij de twee kannen en maakte dat hij wegkwam en de knecht moest zo blijven staan, met zijn beide duimen in de vaten, tot de heer hem kwam verlossen.
(Friesland)

Onderwerp

VDK 1539A* - Het pak slaag in de wijnkelder    VDK 1539A* - Het pak slaag in de wijnkelder   

ATU 1539A*    ATU 1539A*   

Beschrijving

Een arme varkenshoeder wordt door een rijke heer uitgenodigd voor een middagmaal op zijn kasteel. De bedoeling is om de jongen flink op de proef te stellen om het spitsvondige antwoord dat hij gaf. De jongen is echter op zijn hoede. Met een list ontwijkt hij de waakhond op het slotplein en komt ongehinderd bij de deur. Ook tijdens de maaltijd is de jongen de heer te slim af. De heer heeft een grote vis op zijn bord en de jongen slechts een kleine vis. De jongen doet net alsof zijn vis kan praten, maar het antwoord op zijn vraag niet weet. "Vraag het de grote vis dan eens", oppert de heer. De jongen eet de grote vis op. Vervolgens mag de jongen wijn proeven. De knecht, die door de kasteelheer is ingefluisterd de jongen flink af te ranselen, leidt hem naar de wijnvaten. De jongen gooit de sponnen van het vat weg. De knecht moet nu met zijn duimen de wijnvaten dichthouden en de jongen ranselt de knecht af.

Bron

J.R.W. Sinninghe: Volkssprookjes uit Nederland en Vlaanderen. Den Haag 1978, p. 22-25

Commentaar

Het pak slaag in de wijnkelder

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20