Hoofdtekst
DE MAN DIE OP ZOEK GING NAAR DE RECHTVAARDIGHEID
Er was eens een man die niets liever wenste dan dat er overal in de wereld rechtvaardigheid zou heersen. Helaas was dat niet zo en daarom deed hij niets als mopperen en klagen, en van ontevredenheid werd hij zo mager als een graat.
Eindelijk kon hij het niet meer uithouden, zodat hij besloot weg te trekken en net zo lang te reizen tot hij de rechtvaardigste van alle mensen had gevonden. Bij die man wilde hij in dienst gaan en voortaan als dienstknecht zijn leven slijten, want dan zou hij voortaan altijd tevreden zijn. Zo gezegd, zo gedaan. Hij ging op reis en toen hij lang genoeg gelopen had, kwam hij een heer tegen met bokspoten en klauwen als van een roofvogel. Die heer zei hem goedendag en vroeg hem waar hij naar toe ging.
"Wel," zei hij, "ik ben op zoek naar de rechtvaardigste mens van de wereld om hem als knecht te dienen.""Nu, kom dan maar met mij mee," zei de vreemde heer, "want ik ben de rechtvaardigste van allen."
"Ja maar," zei de man, "wie bent u dan?"
"Ik?" antwoordde de heer. "Heb je mij niet herkend? Ik ben de duivel."
"Dan kan ik uw knecht niet worden," zei de man, "want niet alle mensen komen in de hel. U bent dus niet de rechtvaardigste."Met die woorden liet hij de duivel knarsetandend staan en ging er vandoor.
Toen hij weer een heel eind gegaan was, kwam hij een vriendelijke heer tegen die hem vroeg waar hij naar toe ging.
"Ik zoek de rechtvaardigste van alle mensen," zei hij tegen de heer.
"Dat ben ik, beste man," zei die heer, "kom dan maar met mij mee."
"Hé, hé, wacht een beetje," zei de man, "ik moet eerst weten wie u bent."
"Ik ben Onze Lieve Heer," was het antwoord.
"Zo," zei de man, "bent u Onze Lieve Heer? Dan kan ik niet met u meegaan. U bent weliswaar de rechtvaardigheid in eigen persoon, maar niet alle mensen komen in de hemel en dat is zoals het hoort."
Met die woorden nam hij afscheid en ging verder en liet Onze Lieve Heer staan. Toen hij wederom een heel eind gewandeld had, kwam hij opnieuw een heer tegen die hem vroeg waar hij op af ging.
"Ik zoek de rechtvaardigste mens van de hele wereld; ik heb de duivel ontmoet en ik heb Onze Lieve Heer ontmoet, maar die zijn het geen van beiden."
"Ik ben degeen die je zoekt," zei de heer.
"U?"
"Ja."
"Wie bent u dan?"
"Ik ben Piet de dood."
"Dan ga ik met u mee, zei de man, "want alle mensen gaan dood, niemand uitgezonderd en dat is rechtvaardig."
Dat was goed en hij ging mee om Pietje de dood als knecht te dienen. Piet ging voor en hij volgde hem. Toen ze heel, heel ver gegaan waren, kwamen ze aan een heel grote kelder en in die kelder brandden miljoenen en miljoenen kaarsen. Sommige kaarsjes brandden helder, andere wat minder, en sommige waren op punt om uit te gaan.
"Wat betekent dat?" vroeg de man.
"Wel," zei de dood, "dat is het leven van de mensen en iedere keer als er iemand doodgaat, gaat zijn kaarsje uit."
"Zo," zei de man, "dan zult u nog een tijd moeten wachten, want de meeste branden nog goed."
"Nu heb ik weinig te doen," zei de dood, "maar binnenkort zal dat veranderen. Kom maar mee."
Ze gingen toen naar een tweede kelder en daar stonden allemaal olielampjes te branden en tussen die lampjes was er een, dat stond te pinken alsof het dadelijk uit zou gaan; 't was niet prettig om dat te zien.
"Dan heb ik niet veel meer te vragen," zei de man. "Mag ik ook weten van wie dat lampje is?"
"Dat is het jouwe," zei de dood.
"Giet er dan wat olie bij!" riep de man, "anders gaat het lampje uit."
"Neen, neen," zei Pietje de dood, "je tijd is om."
En voordat de arme kerel de tijd had om de kelder uit te vluchten, had de dood hem al bij zijn lurven en op dat ogenblik ging het pitje uit.
En toen kwam er een hond met een lange snuit,
En 't vertelseltje is uit.
(Antwerpen)
Er was eens een man die niets liever wenste dan dat er overal in de wereld rechtvaardigheid zou heersen. Helaas was dat niet zo en daarom deed hij niets als mopperen en klagen, en van ontevredenheid werd hij zo mager als een graat.
Eindelijk kon hij het niet meer uithouden, zodat hij besloot weg te trekken en net zo lang te reizen tot hij de rechtvaardigste van alle mensen had gevonden. Bij die man wilde hij in dienst gaan en voortaan als dienstknecht zijn leven slijten, want dan zou hij voortaan altijd tevreden zijn. Zo gezegd, zo gedaan. Hij ging op reis en toen hij lang genoeg gelopen had, kwam hij een heer tegen met bokspoten en klauwen als van een roofvogel. Die heer zei hem goedendag en vroeg hem waar hij naar toe ging.
"Wel," zei hij, "ik ben op zoek naar de rechtvaardigste mens van de wereld om hem als knecht te dienen.""Nu, kom dan maar met mij mee," zei de vreemde heer, "want ik ben de rechtvaardigste van allen."
"Ja maar," zei de man, "wie bent u dan?"
"Ik?" antwoordde de heer. "Heb je mij niet herkend? Ik ben de duivel."
"Dan kan ik uw knecht niet worden," zei de man, "want niet alle mensen komen in de hel. U bent dus niet de rechtvaardigste."Met die woorden liet hij de duivel knarsetandend staan en ging er vandoor.
Toen hij weer een heel eind gegaan was, kwam hij een vriendelijke heer tegen die hem vroeg waar hij naar toe ging.
"Ik zoek de rechtvaardigste van alle mensen," zei hij tegen de heer.
"Dat ben ik, beste man," zei die heer, "kom dan maar met mij mee."
"Hé, hé, wacht een beetje," zei de man, "ik moet eerst weten wie u bent."
"Ik ben Onze Lieve Heer," was het antwoord.
"Zo," zei de man, "bent u Onze Lieve Heer? Dan kan ik niet met u meegaan. U bent weliswaar de rechtvaardigheid in eigen persoon, maar niet alle mensen komen in de hemel en dat is zoals het hoort."
Met die woorden nam hij afscheid en ging verder en liet Onze Lieve Heer staan. Toen hij wederom een heel eind gewandeld had, kwam hij opnieuw een heer tegen die hem vroeg waar hij op af ging.
"Ik zoek de rechtvaardigste mens van de hele wereld; ik heb de duivel ontmoet en ik heb Onze Lieve Heer ontmoet, maar die zijn het geen van beiden."
"Ik ben degeen die je zoekt," zei de heer.
"U?"
"Ja."
"Wie bent u dan?"
"Ik ben Piet de dood."
"Dan ga ik met u mee, zei de man, "want alle mensen gaan dood, niemand uitgezonderd en dat is rechtvaardig."
Dat was goed en hij ging mee om Pietje de dood als knecht te dienen. Piet ging voor en hij volgde hem. Toen ze heel, heel ver gegaan waren, kwamen ze aan een heel grote kelder en in die kelder brandden miljoenen en miljoenen kaarsen. Sommige kaarsjes brandden helder, andere wat minder, en sommige waren op punt om uit te gaan.
"Wat betekent dat?" vroeg de man.
"Wel," zei de dood, "dat is het leven van de mensen en iedere keer als er iemand doodgaat, gaat zijn kaarsje uit."
"Zo," zei de man, "dan zult u nog een tijd moeten wachten, want de meeste branden nog goed."
"Nu heb ik weinig te doen," zei de dood, "maar binnenkort zal dat veranderen. Kom maar mee."
Ze gingen toen naar een tweede kelder en daar stonden allemaal olielampjes te branden en tussen die lampjes was er een, dat stond te pinken alsof het dadelijk uit zou gaan; 't was niet prettig om dat te zien.
"Dan heb ik niet veel meer te vragen," zei de man. "Mag ik ook weten van wie dat lampje is?"
"Dat is het jouwe," zei de dood.
"Giet er dan wat olie bij!" riep de man, "anders gaat het lampje uit."
"Neen, neen," zei Pietje de dood, "je tijd is om."
En voordat de arme kerel de tijd had om de kelder uit te vluchten, had de dood hem al bij zijn lurven en op dat ogenblik ging het pitje uit.
En toen kwam er een hond met een lange snuit,
En 't vertelseltje is uit.
(Antwerpen)
Onderwerp
AT 0332 - Godfather Death   
ATU 0332   
Beschrijving
Een man is op zoek naar de rechtvaardigste man om bij hem in dienst te gaan. Eerst komt hij de duivel tegen. De duivel is niet de rechtvaardigste man, want niet iedereen gaat naar de hel. Dan komt de man Onze Lieve Heer tegen. Niet iedereen gaat naar de hemel, dus de Lieve Heer is het ook niet. Dan komt de man de dood tegen. Deze is de rechtvaardigste, want iedereen gaat tenslotte dood. De dood heeft van ieder mens een kaars of olielampje. Zodra een vlam dooft, sterft een mens. De man ziet een pitje dat bijna dooft en wil weten van wie het is. Het is van de man. Hij sterft.
Bron
J.R.W. Sinninghe: Volkssprookjes uit Nederland en Vlaanderen. Den Haag 1978, p. 151-152
Commentaar
Godfather Death
Naam Overig in Tekst
Onze Lieve Heer   
Piet   
Pietje.   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20